Het is vrijdagavond en ik breng een Intercity van Roosendaal naar Zwolle. In Roosendaal staat er al in de borden dat we niet verder zullen gaan dan Zutphen en even later blijkt waarom; er is een wisselstoring. In Den Bosch stapt een Zwolse collega conducteur op die met me mee zal gaan naar Zwolle. Naast hem stappen er ook heel veel reizigers in onze ICM die van evenementen terugkomen, waaronder de Vuelta in Utrecht. We vertrekken op tijd.
Net voor Oss word ik gebeld door de Bijsturing; die bevestigt me dat we niet verder zullen rijden dan Zutphen en overlegt met me hoe we dan het beste naar Zwolle kunnen komen. Op dat moment roept de machinist ons op via de portofoon;
'De treindienstleider meldt me dat we niet verder zullen gaan dan Oss. Reden onbekend.'
En dus komen we in Oss langs spoor 1 binnen, het andere perron dan gebruikelijk. Daar staan heel wat reizigers die vragen of we naar Nijmegen rijden, want er staat op het bord boven het perron dat we naar Roosendaal gaan. Kort erna verschijnt een verstoringsbericht op onze telefoon; er staat een defecte trein tussen Ravenstein en Wijchen. Daar gaan we nu niet langs komen. De machinist komt onze kant op gelopen, wij staan de klanten te woord. De reizigers ondergaan het kalm, ze komen vragen of we weten welke trein er dan wel doorrijdt. Maar dat kunnen we op dit moment nog niet zeggen.
Niet iedereen is trouwens zo gedwee; er komt een oudere man een partij tegen me aan mopperen ('En het is ook altijd wat met jullie!') op een dwingende toon die maakt dat ik tegen hem zeg:
'Om te beginnen heb ik het niet veroorzaakt, he...'
Daarin geeft de man me gelijk. Daarna verleg ik mijn focus weer op de andere reizigers er omheen die vragen stellen, de man druipt af. Om het vervolgens bij mijn collega te proberen. Daar kwam hij uiteindelijk ook niet veel verder; hoe vervelend het ook is, er valt op dit moment helemaal niks aan te doen. En wij vertellen ook maar zo goed en zo kwaad als het gaat wat we weten en wat ons persoonlijke advies is aan de reizigers.
We krijgen een nieuw treinnummer toegewezen en het sein komt veilig, terug richting Den Bosch. Dat is ook het moment dat een reiziger komt melden dat er in de trein iemand zit die hyperventileert. Dus stuur ik mijn collega daar op af en ga ik de machinist informeren. Het sein wordt herroepen, waarna ik ook naar de situatie in de trein loop.

Ik vind mijn collega op een balkon naast een meisje dat inderdaad even de weg kwijt is. Ik pak de situatie van hem over en vraag of het goed is dat ik even naast haar kom zitten. Tussen haar tranen en onregelmatige ademhaling door krijg ik te horen dat ze dat goed vindt. Ik maak een praatje met haar en ontdek dat ze op weg was naar haar ouders in Apeldoorn, maar dat ze daar door de verstoring nu niet meer gaat komen en dat even te veel werd. Ik vraag haar waar ze nu naar toe gaat en ze antwoordt Breda. Dat is mooi, want dan kunnen we in ieder geval nu uit Oss vertrekken. En dus licht ik de machinist in dat we gereed zijn voor vertrek, waarna het sein veilig wordt gezet en we kunnen vertrekken. Voor vertrek nog een laatste keer omroepen dat we richting Den Bosch rijden en we kunnen eindelijk weg.
Ik loop terug naar de collega en het meisje en stel voor dat ze met ons meeloopt naar de eerste klas, zodat ze daar rustig kan zitten. Dat lijkt haar een goed idee. Als ze in een zespersoons coupé een plekje heeft gevonden praat ik nog wat verder met haar. Normaal zou ik een taxi voor haar hebben gebeld, maar de collega van de Bijsturing die ik sprak over de situatie in Zutphen had me al heel voorzichtig voorbereid dat er vanavond heel weinig taxi's te krijgen waren en de taxi's die er zijn een flinke tijd nodig hebben voordat ze er zijn en dat de beste oplossing in Zutphen zou zijn een half uur te wachten op de laatste trein die wel door zou rijden. En dus vertel ik het meisje dat ik normaal een taxi voor haar zou hebben besteld, maar dat dat er vanavond niet in zit. Daar heeft ze gelukkig begrip voor. Bovendien zit ze in een rechtstreekse trein naar Breda. Ze vertelt dat ze sinds kort in een studentenhuis in Rotterdam zit en dat ook dat een beetje tegenvalt, met name de buurt. Ze ziet het niet zitten om daar midden in de nacht terug naar toe te gaan, dus het alternatief is Breda. De paniekaanval is al een heel eind gezakt; er is een oplossing in zicht door naar Breda te gaan. We maken duidelijke afspraken voor het geval het niet goed met haar gaat en laten haar daarna in overleg met een gerust hart alleen.
Net voor Den Bosch halen mijn collega en ik onze spullen uit de cabine bij de machinist, want die zijn in allerijl daar blijven liggen.
'We hebben er een probleem bij,' zegt de machinist wanneer we binnen komen lopen, 'Hij doet niks meer...'
Alle storingslampen van de ICM waarmee we op pad zijn branden, in jargon noemen we dat 'de hele kerstboom brandt'. Gelukkig zijn we de fly-over al over en rollen we zonder problemen naar het perron van Den Bosch, maar dit stel gaat nergens meer heen. En de eerste aan wie ik denk... is dat meisje.
Wanneer we langs het perron staan en de trein inderdaad defect blijkt, stap ik op het meisje af. Ik vraag haar of ze de term 'de gifbeker moet leeg' kent, maar dat zegt haar niks. Ik trek de pleister er meteen af en vertel haar dat de trein niet verder gaat. Ik zie de paniek in haar ogen en beloof haar dat we het op een andere manier op gaan lossen. De eerste tranen rollen over haar wangen wanneer ze haar spullen pakt om uit te stappen.
Ik zie het niet goed komen; ik kan haar nu op een trein naar Tilburg zetten waar ze zelf weer over kan stappen, maar daarmee laat ik haar aan haar lot over en dat lijkt me geen goed idee. En dus beloof ik dat ik alsnog een taxi voor haar zal regelen. En dus bel ik de centrale en leg de situatie uit. De collega aan de telefoon begrijpt het meteen en regelt een van de laatst beschikbare taxi's voor het meisje rechtstreeks naar het adres waar ze heen wil. Ik regel vervolgens de collega's van Veiligheid&Service om het meisje te begeleiden, zodat ze niet alleen komt te staan. De collega's zijn heel begripvol en nemen haar mee richting de taxistandplaats. Het meisje bedankt ons voor de goede zorgen. Ze gaat nu naar vrienden om te overnachten en probeert het morgen nog een keer om bij haar ouders te komen.
Dan kunnen wij ook met de trein via Utrecht naar Zwolle. Al met al leggen de collega en ik anderhalf uur bij.
Raar
Het is eerste Kerstdag en door een defecte trein gaat mijn dienstkaartje overhoop. Zo kan het gebeuren dat ik in Amsterdam een Zwolse collega tref met wie ik veertien jaar geleden bij dezelfde mentor in opleiding heb gelopen. Sindsdien hebben we een band. En de zeldzame keer dat we samen op de trein zitten, gebeurt er ook altijd wel iets. Zo hebben we al eens een drietal van het toilet weten te plukken omdat ze geen kaartje hadden.
'Mike, als ik met jou mee ga maak ik altijd van die rare dingen mee!' heeft hij al eens gezegd.
Nu mag ik met hem mee op de Intercity naar Almere.
'Zullen we die voorste controleren?' vraagt hij. Ik stem in. Het is niet heel druk in de trein, na vertrek beginnen we met controleren. Alles loopt voorspoedig tot ik iemand tref met een toeslag voor de HSL van Rotterdam naar Amsterdam. Die is hier natuurlijk niet geldig en dus maak ik een kaartje voor hem. Mijn collega vervolgt zijn controleronde intussen.
Even later kom ik weer bij hem, hij komt net bij de laatste reiziger vandaan.
'Mike, we moeten even bellen, want hier zit een jongen die niet mee wil werken.'
Hij wijst naar een jongen achteraan in de hoek, hij zit onderuitgezakt op zijn stoel. Ik loop met mijn collega naar hem toe en pak alvast mijn telefoon.
'Hij wil niet meewerken,' herhaalt mijn collega nog een keer schouderophalend.
'Waarom niet? Wat is er aan de hand?' vraag ik de jongen.
Die kijkt me aan en haalt zijn schouders op. Hij mompelt er iets bij en ik denk op te vangen:
'Iedereen wil mijn kaartje zien.'
'Joh, laat dat kaartje even zien, want anders moeten we gaan bellen, komen er allemaal mensen bij...' spoor ik hem zachtjes aan.
Waarna hij uit zijn broekzak een stel pasjes haalt, waaronder zijn persoonlijke chipkaart. Die lees ik uit; netjes ingecheckt in Utrecht.
'Nou, die is toch prima? Waarom liet je nou je kaart niet zien, man?' vraag ik hem verbaasd.
Hij haalt nog eens zijn schouders op terwijl hij de kaart aanneemt. Hij mompelt er nog eens bij:
'Iedereen wil mijn kaart zien.'
Ik wens hem een fijne avond en we lopen de coupé uit. Je kunt wel raden wat mijn collega toen zei:
'Wij maken altijd van die rare dingen mee...'
Vanzelfsprekend
Met een Sprinter naar Groningen kom ik aan in Assen. De reizigers stappen uit en in en ik overzie het geheel vanuit het midden van de trein. Wanneer ik naar links kijk, zie ik een paar deuren verderop een man met een blindenstok naar een van de deuren lopen. Iets verderop op het perron lopen twee jongens die net uit de trein zijn gestapt. Ze komen een beetje 'van de straat' over; de ene heeft bijvoorbeeld een nektasje om. Onderweg heb ik ze gecontroleerd en waren ze al heel vriendelijk tegen me.
Zij zien hetzelfde gebeuren als ik: de deuren van de trein sluiten automatisch, zoals ze dat bij al onze sprinters na zoveel seconden doen. Maar zij zijn er veel dichterbij. Een van de jongens versnelt zijn pas, waarschuwt de blinde man voor de sluitende deur waar hij tussen dreigt te raken en drukt op de knop op de deur om deze weer voor de man te openen. De man stapt vervolgens in. De jongens lopen verder in mijn richting.
Ik stap op ze af en geef de ene jongen een compliment voor zijn handelen.
'Vanzelfsprekend,' zegt hij, schouderophalend.
'Daar denken sommige mensen anders over,' reageer ik.
'Ja, mensen zijn bang, ofzo, ik weet niet.'
En hoe vanzelfsprekend hij het ook vindt en het eigenlijk ook is, ik besluit het te waarderen in de vorm van een coupon om iets bij de Stationshuiskamer te gaan halen.
'Kijk, wie goed doet, goed ontmoet,' zegt de jongen. Ik krijg een boks als bedankje van beide en ze wensen me nog een fijne avond. Ze gaan op weg naar de Stationshuiskamer.
Hij heeft helemaal gelijk.
Conducteur Mike