Toen ik dat verhaal met Wales postte bedacht ik me dat ik daarvoor ook nog wat gedaan had. Op een gegeven moment heb je zo veel bezocht dat je alweer vergeet waar je zoal naartoe bent geweest en wanneer. Welnu: vlak ervoor had ik nog een kleine uitstap gemaakt richting Zwitserland in een verlengd weekend, primair om een poging te wagen in Bouzonville te raken met die extra trein op Goede Vrijdag. Dat plan ging volkomen naar de getver en ergens is het ironisch dat deze post komt na dat debakel in Normandië, want Franse streekbussen hebben me ervoor ook al weten te naaien.
De hele route vol gekte, verontwaardiging en verwondering is op Trainlog te vinden.
1. Om dit plan te laten werken moet ik doordeweeks met een vroege trein op pad en dat noopt mij - bij gebrek aan een bus die aansluit op zo’n vroege trein - tot het gebruik van een OV-Fiets.
2. Heemstede-Aerdenhout. Waar symmetrie met de voeten getreden wordt.
3. Het plan is om in vijf dagen wat al dan niet obscure niche-onzin te doen met de macht van de Interrail-pass. Zo ben ik naar Vlissingen gegaan om een veerboot te nemen naar Breskens, zodat ik daar de ‘mentale onrustbus’ naar Brugge kan nemen.
4. Onrust als in: de gemiddelde reiziger naar Brugge heeft geen flauw benul wat dat verschil in tarieven per land inhoudt. Je kunt inchecken, ja, maar dan? Eenmaal in België? Interne paniek. Vragen aan de buschauffeur: heb ik nu een kaartje nodig, kan ik die bij u kopen? Hoe werkt dat? Op een gegeven moment heb je een groep van twintig bejaarden die precies die vraag heeft en als we dan zo veel vertraging oplopen omdat de arme ziel die zich oppert als woordvoerder voor zijn niet-Nederlandse groep het begrip niet kan opbrengen voor deze ingewikkeldheid, heeft de chauffeur geen geduld meer over en karren we gewoon vrolijk door en wordt iedereen naar binnen gewoven.
5. Dan heb je reizigers als ik. Ik moet tot Westkapelle. In principe kan ik met de OV-Chipkaart reizen tot Westkapelle Dorp en heb ik geen vervoersbewijs nodig van De Lijn, maar ja, hoe vroeger ik uitcheck, hoe minder ik betaal, niet waar? Zodoende heb ik al vroeg ‘afgestreept’ en mijn Lijn-rittenkaart zijn truukje laten doen, om daarna aan de vage halte Westkapelle Dorp over te stappen van lijn 42 naar lijn 41.
6. Een vaag ritje later met veel onverklaarbare, ogenschijnlijk inefficiënte lussen, bereiken we het station van Knokke. Daar is het overstappen geblazen op de Kusttram. De rit zou duren tot Zeebrugge, want op de één of andere manier had ik Zeebrugge-Dorp nog nooit per trein gedaan en ik vond dit een goede gelegenheid om dat eindelijk maar eens een keer gedaan te hebben om er vervolgens hopelijk nooit meer naar om te hoeven kijken.
7. Zeebrugge-Dorp dus. Ik ga vandaag ongeveer letterlijk van west naar oost, nog net niet van Oostende tot Arlon. Neen, het wordt Zeebrugge tot Athus. Van Z tot A. Maak ervan wat je wilt. Het is een lange rit.
8. Een opgedrongen tussenstop in Brussel volgt, want ik moest nog dat rare stuk doen tussen Bockstael en Brussel-Schuman dat dwars over de drukste lijn van het land loopt. Ook: in Schuman nam ik de gelegenheid om mijn Mobib te verlengen, want die zou dit jaar verlopen. Het loket was toch open en ik had iets van drie kwartier voor mijn trein vertrok, dus best doe ik dat soort dingen nu. Na een tijd wachten hebben we hier iets aparts: een P-trein om half twee in de middag. Jazeker: een spitstrein in de daluren. Deze rare trein rijdt van Brussel naar Arlon en die stopt gek genoeg veel minder dan alle overige intercity’s. Deze stopt alleen op ieder IC-station in Brussel, Namur en Libramont. De rest kan de rambam krijgen. Best rustig ritje wel zo. Toch kan ik het niet helpen het gevoel te krijgen dat deze trein veel te langzaam rijdt. Schijn. We komen op tijd aan in Arlon. De dienstregeling houdt rekening met de werkzaamheden op de route en het eeuwige aanschuiven bij Ottignies.
9. In Arlon moeten we ons haasten voor een treinvervangende bus met bestemming Athus terwijl het regent. Het materiaal waarvan het perron gemaakt is, is voor mijn nieuwe schoenen spekglad. Ik moet bij elke stap moeite doen om niet op mijn bek te gaan. De treinvervangende bus is een oude afgetrapte Mercedes Intouro met gordijntjes. We mogen er de snelweg mee op.
10. Van Athus gaat het naar CFL-territorium: Noertzange. Daar heb je doordeweeks enkele spitstreinen rijden op de route Noertzange - Rumelange en ook dat moest ik ooit nog eens gedaan hebben. Tijdens het wachten op dat joekel trof ik deze bus aan.
11. Kijk eens: de 2010. Vanaf aankomende maandag zijn die ook verleden tijd op dit lijntje. Dan komen die 2400’ers erop te rijden. De hele rit heb ik alleen maar gepraat met de conducteur om wat meer te weten te komen over de resterende inzet van deze treinen. Het einde nadert met rasse schreden. Je zal ze in de toekomst nog kunnen vinden in Roemenië, maar hun inzet in Luxemburg vandaag de dag wordt met de week minder, lijkt het wel.
12, 13. Rumelange: het station is nog gelaten zoals het is, min of meer in de oude huisstijl. De wachtruimte in het stationsgebouwtje is nog open en toegankelijk. Wat een retro-gevoel krijg je hier. Wat ooit modern was, in de jaren ‘70 of zo. Geen idee.
14. Van de ene spoorlijn die mij nog vreemd was naar de andere, maar daarvoor heb ik wel de bus nodig: TICE-lijn 5 naar Dudelange.
15. Aan de halte Dudelange Gare stap ik uit en dan ben je aan de halte Dudelange - Ville. Niet dat op dat moment er een trein gaat komen naar Volmerange-les-Mines, maar goh, wel een mooi moment om even het oord wat meer te verkennen en om de plaatselijke super te bestormen.
16. Kijk nou eens. Een Van Hool-stadsbus in Dudelange.
17. Amsterdam belde. Ze willen hun concept voor stadsbelettering terug.
18. Maiden trip met de 2400: naar Volmerange-les-Mines met deze nieuwe trein, die op dat moment pas een week in dienst is. De trein rook inderdaad nog volkomen nieuw. Maakt niet uit of ze pas een week rijden of langer: het toilet was buiten dienst.
19. In het Franse Volmerange-les-Mines kun je op gezette tijden overstappen op bussen naar Thionville, maar je kunt ook overstappen op bussen naar… Luxemburg. Da’s de logica zelve.
20. Bettembourg. Hier rijden nog altijd geen treinen van en naar Luxemburg door werkzaamheden. Een nooit ophoudende stroom aan bussen hoopt zich op aan het stationsgebied (niet in beeld). Wat een verschrikkelijke toestand, maar ja, je kan niet klagen over een gebrek aan bussen: er is er altijd wel eentje die net vertrekken gaat. Ik hoef op deze dag niet naar de hoofdstad: ik overnacht in Thionville.
21. Inderdaad, de treinen zijn foetz.
22, 23. Een dag later: het is Goede Vrijdag. Bouzonville staat op het scherm, en deze beelden zijn inderdaad niet in Duitsland genomen. Je hebt vanuit Thionville een paar keer per dag een streekbus naar Bouzonville en zo een plande ik te nemen, om zo de drukte een beetje te vermijden en om dit bezoek toch net even wat bijzonderder te maken dan enkel een pendelritje per trein. Ik ben er dus vroeg voor opgestaan, het begint met met schemeren, maar de bus komt niet. De bus zal ook niet komen. Zowel de planners van Région Grand Est Fluo, Google, SNCF Voyageurs èn dat vertrekscherm in dat station geven aan dat die bus rijdt, maar uitsluitend de dienstregeling-PDF van de specifieke buslijn vermeldt in kleine letters dat die bus iedere werkdag rijdt met uitzondering van twee dagen, waaronder 18 april; Goede Vrijdag dus. Ik heb die PDF nog nooit gezien en dus was ik de lul. Ik moest nu gaan paniekplannen en bij gebrek aan snel keuzes maken en te laat voor mezelf bevestigd hebben dat die bus inderdaad echt niet zou komen heb ik al één trein naar Bettembourg gemist en dat blijkt mijn dag endgültig naar de tering geholpen te hebben. Ik heb van alles overwogen, maar uiteindelijk is de conclusie om Bouzonville maar gewoon helemaal niet aan te doen. Pech gehad.
Mijn verblijf voor vandaag ligt in Belfort, dus da’s nog een eindje rijden met een aantal hindernissen. Toch wil ik deze tocht niet helemaal als verloren beschouwen want door Bouzonville te schrappen kan ik alsnog 75% van het plan alsnog uitvoeren en da’s prima zat. Ik wil naar Saarbrücken toe en per trein gaat dat het best via Trier, maar ik zat nog te spelen om per bus naar Schengen te gaan om dan vanuit Perl (aan de overkant van de Moezel) richting Trier te gaan, maar dat plan ketste vroeg af omdat ik toen nog bezig was Bouzonville toch erin te proppen. Toen zat ik al in een treinvervangende bus naar Luxemburg-stad.
24, 25. In Luxemburg-stad ontdekte ik dat op de route naar Wasserbillig een spoorwegovergang het opgegeven heeft en dat leidde tot flinke vertragingen. Ik heb maar een RB genomen tot Wasserbillig en daar wilde ik voor de grap de veerpont nemen naar Oberbillig, van waaruit ik dan weer een DB Regio-trein kon nemen, maar die stomme kutveerpont voer niet. Er is ook gewoon weer 0 info over te vinden online. Geen dienstregelingen, geen vertrektijden, niks. Gewoon ruk weer dit. Het openbaar vervoer in de Franstalige wereld is altijd een beetje huilen.
26. Daar sta je dan. De RE af te wachten die met een zootje vertraging rondrijdt.
27. Gelukkig komt de RE aangereden en kan ik de overstap op de RB 71 halen. Het maakte me niet uit wat er zou gebeuren: zolang ik die trein maar kon halen, los ervan dat die trein op tijd moet blijven. De trein is rustig, in tegenstelling tot de RE 1, die chronisch druk is.
28. Onderweg komen we de oude diesel tegen die zijn slagjes Bouzonville aan het doen is.
29. In Saarbrücken hebben we de RE 19 voor het grijpen. Eigenlijk is het een TER, maar ja, omdat we in Duitsland zijn en je er DB-kaartjes voor kunt kopen uit de automaat, moet het een RE genoemd worden. Een internationale RE 19, net als die bij ons… Enfin: het is een enkele walvis met bestemming Strasbourg. Het is weer zo’n inzet om je voor te schamen, maar goed… Ik neem deze tot Sarreguemines. Daar zal ik dan toch een rijdende streekbus aantreffen. Sterker nog: twee zelfs. Eentje naar Sarre-Union en een andere naar Bitche. Je mag raden welke ik genomen heb!
30. Bitche natuurlijk, want die stad heeft een vesting! De route is ook erg mooi, zo slingerend door het Elzassische landschap. Het voelt wat als de Rennweg, het Thüringer Wald zowat. Sfeervol. Heuvelrijk. De bus volgt de oude spoorweg, die te zien is, maar deze is helemaal volgegroeid met struiken, beginnende bomen en flinke bomen. Ook komen we nog oude stations tegen… Ik moet er nog bij vertellen dat deze streekbus officieel een Car TER is, dus een door SNCF geregelde bus, en omdat het een treinvervangende bus van SNCF is, is Interrail hierop geldig. Dat moet ik dan nog uit gaan leggen aan de chauffeur, want het enige waar de kerel om geeft, is de QR code van Interrail die niet gescand kan worden in de bus. Uiteindelijk geeft ‘ie op. Mooi zo.
31, 32. Bitche was een treinstation en op zich heeft het nog alle onderdelen van een treinstation, dus ook met bordjes en zo, maar hier rijdt al héél lang niks meer. Dat kan ook niet eens meer.
33. Veel tijd heb ik niet in Bitche. Ik kon hier wel blijven, een uur of twee of zo, maar dan zou ik zo laat aankomen in Belfort en zou ik me de hele dag zo opgejaagd voelen met bepaalde bussen en treinen die ik moest halen… nee, ik heb meteen de aansluitende bus genomen naar Niederbronn-les-Bains. Ja, ook al heeft Grand Est zijn digitale infrastructuur niet op orde, je hebt een gecoördineerde reisweg naar Bitche, Niederbronn-les-Bains en Strasbourg. Er rijdt niet veel, maar dat wat wel rijdt is op elkaar afgestemd. Vanaf Niederbronn-les-Bains rijden wel weer treinen, maar ook hier zijn het er bijna geen. Het lijkt wel alsof we van geluk mogen spreken dat we hier überhaupt nog een trein hebben.
34. Het is de blauwe Europa-Régiolis! Die eigenlijk op internationale verbindingen zou moeten rijden, maar omdat we met dat rare Europese systeem zitten van aanbestedingen waar Duitsland zich ultra-autistisch aan wilt houden, rijden die precies niet. Ja ok ze rijden, maar op binnenlandse verbindingen in zo ongeveer heel oost-Frankrijk.
35. In Strasbourg heb ik een lange overstap en dat noopt op een bezoek aan een stationsbakker om een broodje spek met munsterkaas te halen.
36. Ik hoopte er stiekem op en jawel: in de avondspits in Strasbourg kon ik een RRR-stel pakken op een route die voor mij gunstig was: die naar Sélestat. Het kost me een uur van mijn leven maar ik heb het wel over voor deze oude rakkers.
37. Geen mega-oude locomotief, zoals ze bijvoorbeeld wel op andere ritten worden ingezet.
Na dit fantasietje gaat het richting Basel SBB. Daar spring ik op een intercity tot aan Délemont, om vervolgens een RE te pakken tot aan Meroux, via Delle, waar ik tot dan toe al twee keer was. De heropende lijn naar Meroux is nog nieuw voor mij. Van Frankrijk naar Frankrijk via Zwitserland. In de RE krijg ik controle van een conductrice die van alles wil weten, beginnend met de vraag aan elke reiziger: bent u een buitenlander? Rare vraag wel, maar ok. Daarna mag ik mijn hele reisweg voorleggen. ‘Wilt u dat echt weten?’ - ‘Ja.’ - ‘Nou ok dan, ik ben in Thionville begonnen, ben vervolgens naar Luxemburg gereden, naar Trier, Sarreguemines, een paar bussen genomen, in Strasbourg uitgekomen en nu ben ik hier.’ - ‘En waar gaat u heen?’ - ‘Belfort’ - ‘Ok dan…’ - ‘En ja, in Meroux moet ik overstappen.’ - ‘Juist.’
De assistent was iets meer intrinsiek geïnteresseerd, al lijkt het ook maar dat iedereen iemand kent die ‘ook in Amsterdam was geweest’ en dat ze dat allemaal prachtig vonden. Ik moet nog een verhaal horen waarbij dat niet zo is.
38. We bereiken Meroux, oftewel Belfort-Montbéliard TGV, behalve dat het niet zo heet en het ook ab-so-luut niet daarmee verward moet worden. Hier is zowaar een gecoördineerde overstap op een TER naar Belfort! Het is opnieuw een enkel walvisje, terwijl de perrons op de relatief korte route ruimte hebben voor vier van die dingen. Ondanks dat ik deze spoorlijn nog niet eerder gedaan heb, heb ik toch eerder de route Delle - Belfort gedaan per bus. Toen reden er inderdaad nog geen treinen, kon ik geen tickets kopen aan boord en mocht ik gratis mee met de enige bus van de dag. Op die dag heb ik de uitdrukking “C’est pas grave” geleerd.
39. Goh, in Belfort hebben ze ook van die Euro-Régiolis.
40. Die ervaring van toen in Delle en Belfort kwam van pas: er is hier niks veranderd. Geen contactloos betalen. Je moet zo’n pas hebben, of per SMS een kaartje kopen, maar dat werkt nog altijd niet met buitenlandse operatoren, dus heb ik een dag lang gratis met de bus rondgereisd in Belfort. Handig wel, om zo gratis bij je verblijf te kunnen komen. Het is wel echt een wilde toestand aan boord van die bussen. De chauffeurs rijden als bezetenen, daklozen stappen ook maar gewoon op en houden hele lulverhalen bij die chauffeurs en weet ik het allemaal. In de volgende de ochtend natuurlijk niets van dat. Wederom gewoon instappen, begroeten en meteen gaan zitten. Geen ticket, niks.
41. Het fort van Belfort. Met de leeuw die nog altijd te zien is, uitgehakt in de rotswand.
42. Per trein gaat het verder zuidwaarts, tot aan Mouchard, een dorp, ergens in de Jura. In de buurt van de Bourgogne, met de tuiles vernissées. Ik vind die dingen zo mooi, die gekleurde tegeltjes op de daken van bijvoorbeeld kerktorens.
43. In Mouchard heb ik anderhalf uur overstap. Tijd zat om even rond te snuffelen hier.
44. Spoiler alert!
45. Even naar zo’n “Frans bakkertje” gaan voor een stokbrood, een belegd broodje van gisteren en een chocoladebroodje. Ik hoorde dat je een hap uit dat stokbrood zou moeten nemen, wil iemand je serieus nemen daar.
Mouchard is een straatdorp, met een school, een kerk, een bakker, een café en wat verenigingen. En een treinstation. Het café in kwestie heet ‘le France’ en da’s voor mij raar. Het land heet immers ‘la France’, dus waarom opeens dit mannelijk maken? Blijkt dat ik vergeten was dat niet alleen de Fransen egocentrisch waren, maar hun taal ook nog eens: het lidwoord heeft geen betrekking op het zelfstandig naamwoord waar ze voor staan, maar op het onderwerp: in dit geval is ‘le France een café en dat is een mannelijk woord (le café); ergo: le (café du) France. Daar kwam ik ook maar achter na daar een expresso gedronken te hebben en hen bevraagd te hebben naar deze voor buitenlanders obscuriteit.
46. Terug op het station en hodee een TGV. De TGV’s tussen Parijs en Lausanne rijden blijkbaar hier langs…
47. Tijd voor de schandalig weinig rijdende TER naar Saint-Claude. De Ligne de Hirondelles. Een enkel walvisgedrocht weer. Godsamme, het is prachtig weer en dan zet je op zo’n pracht van een lijn zulke korte kuttreinen in. Mensen moeten staan, maarja, dat is niet echt niet voor me. Vanuit Clelles-Mens tot aan Grenoble was zo’n enkel worstgeval ook propvol en kon ik ook nauwelijks van die route genieten. Nou ja. Nu had ik wel een gedegen plek.
48, 49. Zorg in ieder geval dat je vanaf Morbier aan de rechterkant zit.
50. Ik wilde verder rijden tot aan Saint-Claude, maar er reed geen trein meer terug en vanuit Saint-Claude kon je niet verder per bus tot aan Oyonnax omdat er niks aansloot en je anders tot in den treure mocht gaan wachten. Stik fijn in je eigen dienstregeling. Ik verlaat de trein in Morez, de één na laatste halte, en neem een andere bus, namelijk een streekbus tot La Cure. Dit is een reguliere lijn waar doordeweeks weinig op aan te merken is, maar op zaterdag is er een ‘maar’ aan die bus, waar Frankrijk me wederom probeert te naaien: het is dan een belbus. De planners zwijgen er uiteraard over, die vinden ook dat je gewoon überhaupt niet het OV moet nemen en gewoon een auto moet nemen, maar nu had ik die stomme PDF wel gevonden en heb ik ontdekt dat je die bus dus moest reserveren. Online ging niet, want de tool herkende de bestemming niet, maar telefonisch ging alles wonderbaar prima.
51. En wonderbaarlijk: in Morez stond er inderdaad een wit busje te wachten. Ik was de enige passagier.
52. We volgen een avontuurlijke route over de berg, langs het oord Les Rousses en ik kan daar zowaar nog sneeuw aan de toppen zien.
53. Het is zo’n wit busje. Het is niet mijn eerste keer dat ik in Frankrijk een belbus neem: in 2018 had je nog TAD 11: een belbuslijn tussen Sedan in Frankrijk en Bouillon in België. Online kon ik die via RDTA wel boeken en zo stond er in Sedan dat witte geval te wachten. Sterker nog: dat was indertijd toevallig precies net zo’n busje.
54. La Cure is een dorp dat in Frankrijk en in Zwitserland ligt. Hier heb je dat hotel/restaurant dat in twee landen ligt. Dat was een feest tijdens de oorlog en tijdens de pandemie.
55. Nadat Frankrijk mij belazerd heeft, belazert Zwitserland mij ook al: geen treinen tussen La Cure en Nyon door werkzaamheden.
56. We mogen zo’n afgetrapte Citaro in.
57. Of je nu in een trein zit of in een bus: de bergen zal je blijven zien.
58. Nyon lijkt wel een prima oord te zijn. Veel kleiner dan Lyon natuurlijk.
59. Een veerboot van de CGN, die actief is over het hele Meer van Genève. Ik nam er eerder ook zoeen, tussen Evian-les-Bains en Lausanne.
60. Vanuit Nyon gaat het naar Morges en vanuit Morges gaat het naar Bière, want ik heb dorst en ik wil bière drinken in Bière.
61. Santé dan maar!
62. Onderweg kwam ik dit tegen: een treinvervangende bus. Bitte? Mijn trein rijdt, waarom rijdt dit dan? Krijg ik nu alweer TVV? Wel, de hele ochtend is het al krent daar met een tekort aan personeel en treinen die de hele dag zo nu en dan uitvallen. Ik had niet later moeten komen omdat de trein erna uitviel, maar ook niet vroeger omdat tot dat moment er geen enkele trein heeft gereden tussen Apples en L’Isle, een zijlijntje dat ik daarna wilde gaan doen…
63. Maar gelukkig: op het moment dat ik terugstak richting Apples stond er tegen kwart over vier (!) waarlijk een trein en het was de eerste van de dag. Een geïmproviseerd hok, met een oud stuurstandrijtuig.
64. Blij dat ik dat ding heb gekregen, als afwisseling. Ik was ook de enige in dit rijtuig.
65. In L’Isle kun je overstappen op een bus naar Cossonay, vanaf waar je weer met de trein kunt, maar dan moet je wel een kaartje hebben. Er staat een automaat aan het station, maar dat ding slikt alleen maar contant geld en zo veel contant geld heb ik niet bij me. Het zou ook euro’s moeten slikken, zelfs muntjes, maar nee, dat ding moet er niks van hebben. Via de webomgeving van SBB lukt wel iets, maar ja, zulke streekbussen in Zwitserland kennende boeit eigenlijk helemaal niemand iets of je een ticket hebt of niet. Al zou ik een papieren ticket hebben, in Zwitserland zijn alle tickets uit de automaat er hetzelfde uit.
66. Het ritje is kort, maar de route is mooi.
67, 68. Om op het treinstation te kunnen komen moeten we met een funiculaire. Voor dat ding heb je ook een ticket nodig, maar daar is dat busticket al goed voor en voor de rest zijn hier geen poortjes of controleurs of zo: je kunt zo binnen en buiten.
69. Waar ze wel wat geven om je vervoersbewijs: in de trein. Vanaf station Cossonay-Penthalaz krijgen we direct controle en ook hier vraagt de conducteur als eerste of ik een buitenlander ben. Waarom wil je dat weten gast? Je ziet mijn Interrail-pass, je ziet dat ik geen Zwitser ben, vraag naar mijn paspoort en lazer op met je onzin, maar nee, ik hoef mijn paspoort niet te laten zien, dus verifiëren of mijn pas wel hoort bij degene die ermee zou moeten rijden interesseert de kerel niet. Hem interesseert het opspeuren van fraudeurs die Interrail gebruiken om mee te pendelen blijkbaar meer. Moet ik ook nog vertellen waar ik heen moet zeker? Ja, dat moet ik wederom. Verdachtmakende omstandigheden zijn er niet, want waarom zou een randdebiel als ik vanuit Belfort via de Lignes des Hirondelles voor z’n werk naar dit gat toe komen? Sodemieter een eind op. In al die jaren dat ik Interrail doe heb ik dit nog nooit meegemaakt, al helemaal niet twee keer achter elkaar.
70. Ik permitteer me nog een fantasietje: van Puidoix naar Vevey via Chexbres, om erna in Montreux op de MOB-trein naar Montbovon te springen en om zo langzaam een weg omhoog te kronkelen, langs het meer van Genève.
71. Onderweg komen we de Belle Époque tegen, maar ook deze rakker: de trein met de variabele bogies, om het verschil in spoorbreedte tussen Interlaken en Montreux te kunnen overbruggen.
72. In Montbovon is mijn verblijf. Ik heb hier al eens eerder overnacht, dus op zich was het een bekende omgeving.
73. Het verblijf is letterlijk tegenover het station en kijk eens, spoorzicht!
74. Ik was optimistisch en ik wilde nog wel een wandelingetje maken in de omgeving, tot de zon onderging, of tot mijn telefoon geen batterij meer had, welke van de twee eerder kwam.
75. De wandeling loopt ten einde tot de eerste halte die ik tegenkom: Lessoc.
76. Lessoc is een verzoekshalte (arrêt sur démande/Halt auf Verlangen), waar je een knopje in moet drukken aan het perron. Ik was vroeg genoeg aangekomen om de trein inderdaad tot stoppen te krijgen.
77. Het ‘schuurtje’ is open, is verlicht, is warm, heeft een automaat en is schoon.
78. Tijdens het wachten in Lessoc liep de batterij van de telefoon tegen de 4% aan, wat op zich eng is, omdat de Interrail-pass op die telefoon zat, maar deze telefoon heeft gevoelsmatig de langste 4% ooit. Een haastplaatje van de trein aan het perron van Lessoc.
79. Het spoorzicht in de avond…
80. Eerste Paasdag. Paasontbijt.
81. Vanuit Montbovon gaat het richting Bern, met een omweg. Hier hebben we de trein naar Zweisimmen, maar die neem ik niet.
82 - 84. Ik neem de S50 tot aan Gruyères, de stad die bekend is van zijn kaas: de Gruyère (zonder s!). Ik zal die daar niet eten, maar ik zal wel het oude binnenstadje eens bekijken. Daarvoor moet ik een heuvel op lopen. Impressies.
85. Vanaf de oude binnenstad, bovenop de heuvel, heb je een bushalte en je hebt daar een bus die naar Broc rijdt. Daar heb je een treinstation aan een lijn waar ik anders waarschijnlijk niet zou komen. Vanaf Broc-Village kan ik een slagje Broc-Chocolaterie doen, om uit te komen in Bern.
86, 87. Ik heb wat tijd te vullen en om de treinbingokaart een beetje voller te maken doe ik een slagje Worblaufen met de RBS. Rare tram-achtige treinen.
88. De rit gaat naar Ticino/Tessin en ik heb tot nog toe nog nooit door de Gotthard-Basistunnel gereden en ik heb ook nog nooit met een Giruno gereden.
89. Eens in Italiaanstalig Zwitserland is het overstappen geblazen op de tweemaal per uur rijdende S30 naar Gallarate in Italië. Deze trein rijdt via Luino in Italië en als je een SwissPass hebt, mag je daarmee tot Luino reizen.
90. Nog nooit gezien: verzoekshaltes in Italië. Puur omdat ze dat in Zwitserland wel doen zeker? Onderweg hebben we inderdaad een aantal verzoekshaltes in Zwitserland…
91. In Luino stap ik uit, om over te stappen op een bus.
92. Luino is zo’n klassiek grensstation dat enorm groot is voor de hoeveelheid treinen die er rijden en de hoeveelheid mensen die er wonen of zelfs in- en uitstappen.
93. Mijn aansluiting is deze bus: de 429 naar Ponte Tresa. Deze buslijn wordt uitgebaat door AutoPostale (PostAuto in het Duits) en deze bus rijdt langs de Zwitserse kant van de rivier de Tresa om dorpjes daar te ontsluiten.
94. We rijden vrolijk door de beide douanes heen.
95. Aan het treinstation van Ponte Tresa in Zwitserland stap ik af. Vanaf daar liep ik terug richting Italië. Ik had uit kunnen stappen bij de halte Dogana (waar de grensbrug is), maar ach, ik wilde de hele route eens gedaan hebben en alvast de treintjes in Ponte Tresa zien. Eenmaal in Italië tref ik het oude stationsgebouw van het voormalige Italiaanse station aan. Aan de Italiaanse zijde had je een spoorlijn die liep van Luino tot Ponte Tresa…
96. Het weer is de hele tijd onheilspellend geweest en na aangekomen te zijn in Ponte Tresa begon het stevig te regenen.
97. Ik blijf hier één dag, om de dag erna alweer terug te keren naar Nederland, maar waarom ben ik dan in Italië? Omdat het Italië is. Eten!
98. Tweede Paasdag. De paus is op het moment waarop deze foto genomen is net overleden, maar niemand weet het nog. Voordat dit bekend zou worden, was ik allang Italië uit.
99. Zwitserland kennende rijden er bussen op zondagen en feestdagen. Aan Italiaanse zijde reden er geen bussen.
100 - 102. In Ponte Tresa kun je de tram nemen naar Lugano, maar Interrail is niet geldig op deze lijn. Ik heb dus een Arcoboleno-ticket uit de automaat moeten trekken, maar goh, het maakt dat ik ermee de funiculaire naar het centrum van Lugano mee kon nemen.
103. Een reddingstrein komt voorbij.
104. Geen Giruno dit keer, maar een Twindexx.
105. Wat een spannend ding, de Gotthard-Basistunnel.
106. Probleempje: werkzaamheden tussen Freiburg (Breisgau) en Baden-Baden. Wil ik een uur in een treinvervangende bus zitten? Nee. Wat is dan het alternatief? Wil ik weer via Strasbourg? Neh, ook niet. Wat dan wel? Via Zürich en Stuttgart natuurlijk en ik zal niet de enige zijn die ook die keuze gemaakt heeft.
107. Deze intercity was inderdaad stampensvol en ik was blij dat ik deze gereserveerd heb.
108. Rechts zitten = uitzicht op de Rheinfall.
Wonderbaarlijk genoeg gaat de rit terug naar huis verder zonder gedoe. Er was tijd genoeg om in Köln Hbf avondeten te regelen en deze rustig op het perron op te eten. Mooi!
Het feest lijkt wel niet op te houden zeker? Het komt absoluut een keer ten einde, namelijk wanneer de Interrail-pass niet meer geldig is, maar dat duurde op dat moment nog wel eventjes. Op het moment van schrijven ben ik al twee weken nergens heen gegaan en ben ik veelvuldig aan het klagen over allerhande pijnen en hoe warm het hier is.