Ik heb na een niet bepaald zorgeloze overtocht van drie dagen per boot het stadje Seyðisfjörður bereikt, in het oosten van IJsland. Het stadje ligt in een fjord. De naam van het oord is wel leuk ergens: vrij vertaald betekent dit ‘het schapeneilandfjord’, wat een verband moet hebben met de Faeröer aangezien dat ‘schapeneilanden’ betekent. Het is erg klein met net geen 700 inwoners en er is ook niets te beleven, maar toch moet je het een stad noemen... Als toerist kun je er wandelen en eten, maar eigenlijk roept alles hier: “Vertrek hier, ga verder de rest van het land verkennen”. Heel makkelijk raak je hier tegelijk niet weg, omdat de belangrijkste en misschien wel enige toegangsweg naar dit stadje voor normale voertuigen over een flinke bergpas van bijna 600 meter hoog loopt (Fjarðarheiði) en als het weer slecht is wordt die weg afgesloten. Er zijn wel plannen om een tunnel aan te leggen om niet meer afhankelijk te zijn van die bergpas, maar daar zijn werkzaamheden nog niet voor begonnen.
Qua ervandaan komen: er rijdt een streekbus naar Egilsstaðir, de hoofdstad van de regio Austurland. Deze bus heeft het lijnnummer 93 (hetzelfde nummer van de weg die de bus volgt) en deze rijdt van maandag tot en met zaterdag (dus niet op zondag en op feestdagen) tweemaal per dag: een keer in de ochtend en een keer in de middag. In de zomerperiode rijdt er een extra bus in het hoogseizoen op de dag waarop de veerboot uit Denemarken aankomt en vertrekt. Op het moment dat ik aankwam was het nog geen hoogseizoen en bleef de boot een dagje liggen aan de fjord. Op de dag van aankomst had ik de keuze om de bus te nemen om 10:00 of om 14:30, dus kon ik perfect een wandeling inpassen. Het tarief voor het ritje naar Egilsstaðir, een tocht van zo’n 27,5 kilometer, is 1380 ISK, wat overeenkomt op ongeveer 9,25 euro. Als je nu nog geen rillingen krijgt of andere ongeruste gevoelens krijgt over hoe veel de rest van de tocht van in totaal om en nabij de 719 kilometer (geen grap) dan wel niet moet gaan kosten, weet ik niet waar je dat wel dan van krijgt.
1, 2. Tijd om het stadje te gaan verkennen. Ik moet de wandeling doen met een volle rugzak, maar och, voor een dag kan ik dat nog wel tolereren. Er is niet veel te zien in dit stadje.
3. Het riviertje de Fjarðará. Het ontspringt bovenop de berg, om uit te monden in de fjord.
4. Geen lijnbus op deze foto, maar dezetouringbussen die gebouwd zijn om te off-roaden rijden wel af en toe rond hier. Het is een typisch IJslands fenomeen, deze tot bussen omgebouwde trucks.
5. Tijdens mijn wandeltocht kwam ik nog zo'n 'offroad bus' van een ouder model een paar keer tegen op de onverharde weg.
6. Het lijkt wel busspotten te worden zo: die blauwe bus, met op de achtergrond twee schepen: de witte links (MS Norröna van Smyril Line, waarmee ik ben aangekomen) en de blauwe rechts (Mein Schiff 3, van TUI Cruises). De linker kan aanmeren aan land, terwijl de rechter te groot is om aan te meren. De blauwe bus hier rijdt in opdracht van het blauwe schip, om Duitse toeristen te vervoeren. Sommige van die toeristen die van dat schip kwamen, hadden besloten om mountainbikes te huren om daarmee de omgeving te gaan verkennen. Hun tempo lag op een gegeven moment even hoog als mijn wandeltempo, met de hoogteverschillen langs deze weg.
7. Als die boot dan niet kan aanmeren, hoe raken die mensen dan aan land? Door dit soort pendelbootjes die normaliter bij de haven hier liggen. Je zou denken dat het evacuatiebootjes zijn, mede door die kleurstelling, maar deze worden toch echt ingezet wanneer het schip niet aan het zinken is.
8 - 10. Dit verhaal gaat nu een beetje van hot naar her, maar ja, als ik het dan toch over die off-road bussen heb: hier heb je die blauwe bus van dichtbij: ik raakte aan de praat met de chauffeur en mocht even een kijkje binnen nemen in de 'majestueuze bus'. Het is één van de oudere bussen die hier nog rondrijden in IJsland, met een bijzondere aandrijving en dito versnellingsbak.
11. Het lijkt op een stadsbus, maar nee, het is hooguit een gehuurde shuttlebus van een vervoersonderneming hier, die toevallig wel stadsbussen in het nabijgelegen Egilsstaðir hebben rijden.
12. Terug naar de wandeling in Seyðisfjörður, onderweg naar de Vestdalsfossar: ik kom deze enorme muur tegen met nog wat barrières er vlak naast. Het is vlak naast het stadje aangelegd, om het oord te beschermen tegen modderlawines. De plaatselijke bevolking heeft ervaring daarmee, omdat in 2020 zo’n modderstroom heeft plaatsgevonden na hevige langdurige regenval die twaalf huizen vernietigd heeft en nog eens 27 beschadigd heeft.
13. Schapen!
14 - 16. Ik volg een wandelroute naar de Vestdalsfossar. De aanloop er naartoe is niet interessant met eerst een kilometer lange strook asfalt, maar daarna wordt die weg onverhard (zie foto’s 5 en 6) en mag je je een weg banen door ruig terrein met grote stenen en wat mild uitdagende klimmen. Het geluid van het water overstemt al snel alles en een stukje Noorse Zee komt beter in beeld. Hier wat impressies van de wandelroute bij de Vestfalsfossar…
17. Aan de andere kant van de fjord zijn nog meer watervallen te zien en voor de Búðareyrarfoss hoef je in ieder geval veel minder ver te wandelen.
18. Tijd om Seyðisfjörður te verlaten: bus 93 is op komen dagen. Het is een anonieme midibus met hooguit een vel papier aan de voorruit dat je vertelt dat dit streekbus 93 van Strætó is. Er is ruimte voor twee fietsen in deze bus, misschien ook naargelang de drukte. Een fiets mag mee voor 2000 ISK. De halte hier heet Herðubreið. Het is genoemd naar het gemeenschaps- en cultuurhuis dat in het zwarte gebouw (vroeger was die wit) op de achtergrond gevestigd is. De bushalte is misschien nog anoniemer dan de bus zelf: er hangt lichtjes onopvallend een bordje met een bus erop, maar er hangt geen dienstregeling. Op zich met zo weinig bussen lijkt dat ergens ook wel zinloos, maar toch… Deze foto laat de bus zien van 10:00, die heb ik laten schieten om hier te kunnen wandelen, maar de bus die ik wel nam, van 14:30, was dezelfde bus, met dezelfde chauffeur.
19. Terwijl de eerste bus nog wat reizigers had die net van de boot kwamen, was de bus van 14:30 verder leeg. Hier komen we wat fietsers tegen, die de bergpas gaan bedwingen. Fietsers in IJsland zijn wel een straf soort mensen, omdat de wegen hier niet aangelegd zijn voor fietsers (er zijn geen fietsstroken) en je moet urenlang in de leegte rijden met veelal ongunstig weer.
20. Bovenop de pas zie ik sneeuw. Het zal de enige keer zijn deze tocht in IJsland dat ik sneeuw van dichtbij gezien heb.
21. Het eindpunt van lijn 93 in Egilsstaðir heet Tjaldsvæðið (campingplaats) en die ligt niet bepaald in het ‘centrum’. Omdat ik eigenlijk naar het centrum toe wilde en ik dat ook zo verteld heb aan de chauffeur, heeft de chauffeur me aangeboden om naar het centrum te rijden omdat ‘ie toch naar een tankstation in het centrum moest. Heel ver van de formele eindhalte is het tankstation overigens niet. We hebben het over zo’n 300 meter of zo.
Ik zal vrienden worden met de tankstations hier in IJsland zeker? Je hebt er heel weinig buitenlandse fastfood ketens, maar als je dan toch iets te eten zoekt, vind je bijna uitsluitend hamburgers en pizza’s. Heel saai eigenlijk. Restaurants met streekgerechten en verfijndere keukens zijn alleszins kneiterduur (eten hier is stevig prijzig, het is eigenlijk schrikbarend hoe sommige dingen nog duurder zijn dan in Noorwegen, maar ja, we hebben het over IJsland, alles moet geïmporteerd worden zowat) en dat vond ik het veelal niet waard. Veelal zijn de tankstations je beste vriend: bij de Nesti, een onderdeel van tankstations van N1, kun je over het algemeen - alsof het een snackbar is - prima een snelle hap vinden en los van pizza's en zo dat ze ook aanbieden, hebben ze ook zogezegd traditionele IJslandse soep van lamsvlees.
22. In Egilsstaðir rijdt een stadsbus die op werkdagen ‘s ochtends tussen rond 07:00 en 09:00 en ‘s middags tussen 14:30 en 20:00 ieder half uur rijdt, met uitzondering van de periode 16:30 - 17:00. Heerlijke dienstregeling. Het is verdomd moeilijk om erachter te komen hoe die bus rijdt op basis van tussenhaltes die je niet eens op de online plattegrond kan terugvinden, maar ja, Egilsstaðir is een klein stadje, dus zo heel veel zoeken is het nu ook weer niet. De bus is een tweedehands Citaro in een niet al te fantastische toestand die in een niet al te ver verleden nog dienst deed als luchthavenshuttle van en naar de luchthaven van Keflavík.
23. Aan iedere halte hier staat een dienstregeling. De stadsbus rijdt in opdracht van de gemeente en wordt geëxploiteerd door Sætí, het bedrijf van die shuttlebus die je kon zien op foto 11.
Ik zou uiteindelijk twee nachten blijven in Egilsstaðir. Niet omdat ik die stad en die directe omgeving zo interessant vind, maar wel omdat er vandaag én morgen simpelweg geen aansluitende bus van lijn 56 rijdt richting de op één na grootste stad van het land: Akureyri. Voor de dag erna kon ik me er nog wel wat bij voorstellen, omdat het dan hemelvaartsdag zou zijn (da's een officiële feestdag, dan verwacht je ook niet dat er iets rijdt als je bekend bent met bijvoorbeeld Frankrijk), maar dat de dag vóór hemelvaartsdag er los van bus 93 óók helemaal niks rijdt vind ik raar. Geen uitleg te vinden, niks. Zelfs de chauffeurs weten het niet. Gewoon een gepland gat in de dienstregeling en de week erna zou er wel weer ‘gewoon’ een bus rijden op woensdag. Hoe dan ook: pas op vrijdagmiddag zou ik hier weg kunnen komen. En dat terwijl hier eigenlijk bijna niks te beleven valt.
Alle streekbussen in IJsland worden uitgevoerd door het bedrijf Strætó. De oorsprong van het huidige bedrijf ligt in de hoofdstadregio en het zijn de gemeenten in die regio die gezamenlijk eigenaar zijn van dit bedrijf. Als gevolg van een fusie rijden streekbussen in heel het land onder de naam van Strætó, maar dat betekent dan weer niet dat bijvoorbeeld de gemeente Reykjavík of Kópavogur dan verantwoordelijk zijn voor de streekbussen in heel het land. Tot de fusie organiseerden gemeenten zelf hun eigen streekbussen, maar tegenwoordig worden ze allemaal gecoördineerd door Vegagerðin, een orgaan binnen het Ministerie van Infrastructuur dat verantwoordelijk is voor het aanleggen en het onderhoud van wegen. Het netwerk aan streekbussen hier voelt als een aanhangsel en het lijkt dan op zich ook logisch dat het het ondergeschoven kindje is van het ministerie met zulke karige dienstregelingen, zeker?
Alternatieven? Per taxi naar Akureyri zou betekenen dat ik tenminste 800 euro kwijt ben aan die rit, terwijl als ik zou vliegen van de plaatselijke luchthaven van Egilsstaðir via Reykjavík ik tegen de 400 kwijt zou zijn, ware het niet dat ik een overnachting in Reykjavík tussendoor nodig heb. Het is allemaal niet zoals ik dat zou willen en het OV in het buitenland is altijd een beetje huilen. Iets ten noorden van Egilsstaðir ligt nog een luchthaven in Vopnafjörður en vanaf daar heb je directe vluchten naar Akureyri met een tussenstop in Þórshöfn voor onder de 100 euro, maar dan moet je daar überhaupt nog zien te raken en tja, bij gebrek aan bus ben je aangewezen op de taxi en voor die rit van 133 kilometer ben je 320 euro kwijt. Liften in IJsland is ook niet iets wat je ver gaat brengen, dus tja, dan neem je maar je verlies en zit je het gat in de dienstregeling uit.
24. Als er wel iets rijdt op lijn 56, dan is het volgens dit papieren dienstregelingetje slechts eenmaal per dag, maar niet op zaterdag en juist wel op zondag… maar misschien ook nog op feestdagen?? Er is geen peil op te trekken.
Voor wie zich afvraagt of het OV een interessante of aantrekkelijke optie is in IJsland: nee, dat is het niet. Neem gewoon een auto. Huur er eentje, er is genoeg aanbod beschikbaar, of neem je eigen auto mee de boot op of zo, al zou ik dat afraden als je auto niet tegen onverharde wegen en ruig terrein kan. Ik heb geen rijbewijs, dus ik heb weinig keuze wat betreft vervoer en als ik geen manier kon vinden om in Reykjavík te raken met het OV, had ik deze hele reis platweg niet gemaakt. Je kan wel met het OV reizen hier, maar heel veel keuze heb je blijkbaar niet en je kan tegelijk ook heel weinig toeristische attracties goed bezoeken of alleszins zien als je met streekbussen reist. Om nog maar even van de prijzen te zwijgen. Als je dan toch het OV overweegt heb je in ieder geval iets meer aanbod in de zomer. Ik verwonder me hoe er nog geen serieuze massaconcurrentie bestaat hierop om de prijzen eens stevig onder druk te zetten.
I. Om je een idee te geven van het beschikbare streekbusvervoer in IJsland, hier een plattegrond van alle streekbuslijnen anno 2025 zoals je die kunt vinden op publictransport.is. Het lijkt nog best wel veel, je kunt zelfs een van ringlijn ontwaren, maar onderlangs rijden is lastiger te doen dan overlangs omdat je die route uitsluitend in de zomer kan doen en omdat je op een deel van de route te maken hebt met een belbus. Je bent onderlangs tenminste drie of vier dagen onderweg, terwijl je in theorie overlangs per streekbus in één dag van Seyðisfjörður in Reykjavík kunt raken. Je bent er dan wel vijftien uur voor onderweg, maar het kán tenminste!
II. Ter vergelijking: dit was het net van 2015. Vergeleken met vandaag is er toch een héél groot deel van het OV verdwenen in de tussentijd. De nagel aan de doodskist is waarschijnlijk Covid geweest, maar ik vind het eeuwig zonde. Ik heb een blog ergens voorbij zien komen waarbij iemand schreef over een zogenaamde ‘wandelbus’: een off-road bus (zo een die kon zien op de foto’s 4 tot en met 6) rijdt dan dwars door dat ruige landschap op gezette tijden en je kan er gewoon onderweg op- en afstappen tegen betaalbare prijzen. Dát zou nog eens machtig interessant geweest zijn voor deze reis, maar ik heb pech dat ik te laat naar IJsland afgereisd ben hiervoor. Ik heb het bedrijf dat die ritten indertijd uitvoerde eens aangeschreven, maar meer dan ‘we voeren die ritten niet meer uit’ kom ik niet. Eeuwig zonde voor de zelfstandige reiziger zonder auto. Kijk dan toch, verdomme meer dan de helft van het hele net wegbezuinigd. Enkele reguliere lijnen zijn nu beperkt tot zomerlijnen. Vele zijn gewoon opgeheven. Ik moet hierbij de aanvulling maken dat de rode lijnen uitgevoerd werden door Strætó en de blauwe en groene door private vervoerders.
25. Het stadje Egilsstaðir zelf is toeristisch niet spannend, maar zo her en der zijn er wat grappige dingen te bespeuren. Hier hebben we een graafmachine die geparkeerd staat in de lupines. Het staat vol met lupines overal.
26. Je kunt overdrijven. Je kunt figuurlijk ook dingen opblazen. Je kunt ook letterlijk je banden tot aan het formaat ballon opblazen.
27. Ook hier de quasi-verplichte toeristische selfie-spot…
28. Het moment dat je een plaatsnaam afkort, omdat het symbool voor de veerboot er per se naast moet en de naam er anders niet op past.
29. Hier ligt een zebrapad. De borden suggereren het tenminste, ook al is de verf zo goed als verdwenen door al die regen, sneeuw en bestrooiing. Dit fenomeen tref je in de hele stad aan.
30. Ik heb enigszins mazzel met het weer, ook al regent het in de ochtend. Er is iets interessants wat ik per voet kan doen hier en dat ligt op zo’n zes kilometer van mijn verblijf (bij de campingplaats) vandaan. Er komen als voetganger is niet evident: er is geen gemarkeerde wandelroute om daar te komen vanuit de stad, maar je kunt toch op enkele stukken tot je trekken komen met onverharde weggetjes. De bestemming van deze wandeling kun je al van ver goed zien, ook hier op dit grote ‘olifantenpaadje’.
31. Ik ontkom er uiteindelijk niet aan om alsnog een stuk over de hoofdweg te lopen, waar ik de dag ervoor dus ook al met de bus over gereden ben.
32. De Fardagafoss. Vanaf de parkeerplaats (lol) is er een uitgezette wandelroute naar deze waterval toe. Je moet er een klim voor doen, maar het zicht op de waterval en de wijde omgeving met het stadje Egilsstaðir en de aangelegen rivier Lagarfljót zijn de moeite. Op dit moment heb ik wel zo’n moment van: “goh, nog een waterval.” Het begint naar herhaling te rieken zeker?
33. Iets andere flora dan die eeuwige lupines: de alpenhelm.
34. Al wandelend kom ik nog langs de plaatselijke luchthaven, waar je enkele vluchten per dag hebt naar de hoofdstad. Ik gebruik deze luchthaven voor nu om gratis mijn blaas te ledigen.
35. Na een lange niet echt inspirerende wandeltocht waarbij ik kinderen aantref die proberen te liften (hallo, gebrek aan functioneel OV) en waarbij ik ontdek dat het gemeentezwembad wegens onderhoud gesloten is (boe!) eet ik bij een plaatselijke vistent in de buurt van mijn verblijf en nadien ben ik bij kroeg in mijn hostel nog wat gaan drinken (al wordt daar ook eten aangeboden), al is praten met anderen in die kroeg wat lastig. De kerel van de viszaak die me geholpen heeft komt langs en met hem raak ik aan de praat. Hij komt uit Kaapverdië en woont al meer dan twintig jaar in IJsland. Over het klimaat hier: “het went”, maar iedere keer als familie op bezoek komt klaagt de familie er toch elke keer over waarom hij hier is komen wonen, in de kou en alles.
36. En dat alles met IJslands eredivisievoetbal op de achtergrond. Het ziet eruit als amateurvoetbal, waar kindertjes achter het doel ook balletje aan het trappen zijn, maar dit is toch echt de ‘Besta Deildin’.
37. Op de dag van vertrek vertrekken er een paar bussen in de ochtend, waaronder… precies de bus van eergisteren, met dezelfde chauffeur. Hij herkende me nog. Veel klanten zal ‘ie wel niet hebben zeker.
38. Hier hebben we een andere bus, van lijn 91 richting Norðfjörður. Net zo onopvallend en anoniem als lijn 93. In tegenstelling tot lijn 93 volgt lijn 91 de weg met het nummer 92…
39. Het zijn typische hostel-vibes die ik beleef, denk ik. Ik slaap in een slaapzaal, maar de prijs is net alsof je eender waar in vasteland Europa een goede privékamer kan krijgen met ontbijt.
40. In het hostel liggen wat boeken in de IJslandse taal, waaronder wat boekjes van Andrés Önd, de IJslandse Donald Duck, maar ook dit hier: een vuistdik boek met de naam Stóra myndorðabókin en dit hier is als een soort hybride tussen een atlas en een woordenboek in, met plaatjes van zowat alles, waarbij aangegeven is hoe dingen heten, op een fascinerend detailniveau. Dat alles is niet alleen in het IJslands, maar ook in het Engels, Frans, Duits en Spaans! Hier hebben we bijvoorbeeld de kat, waarbij je kunt zien hoe de oren, de snorharen, de neus, de ogen etc. heten en wat voor soorten katten je hebt. Hoe heten de botjes in de poot van een kat? Dat kun je vinden in dit boek! Je kan het zo gek niet verzinnen, of het staat erin. Treinen en onderdelen ervan, landen, planten, het menselijk lichaam, keukenapparatuur… autismus maximus!
41. Tot de aankomst van bus 56 heb ik me kostelijk kunnen vermaken met het grote boek. Om 11:45 is de bus er al, terwijl die pas om 12:30 weg moet. Verrassing: het is wederom een midibus die geen Strætó-bestickering heeft, maar deze bus heeft als bijzondere eigenschap dat deze een aanhanger heeft, zodat meer fietsen mee kunnen. De tijd om de fietsen en alle bagage in te laden is nodig, tezamen met iedereen kaartjes te verkopen. Het blijkt dat niet iedereen de volledige rit van bijna drie en een half uur wil uitzitten. Wie dat wel doet, is 10.800 ISK kwijt, omgerekend zo’n 75,15 euro. Hallo IJsland!
42. Het heeft niet de rijeigenschappen van een grote touringcar, maar je kunt de stoel verstellen naar standje tien over negen. Het is op papier een gewone lijnbus, dus catering of een toilet ga je er in elk geval niet aantreffen. Deze bus was gedurende de hele rit bijna vol.
43 - 46. De rit mag wel misschien lang zijn voor zo'n midibus, maar tot slapen kom je niet: het is een afwisselend en interessant landschap. De ene keer heb je een maanlandschap, marslandschap, moeraslandschap… vlak, bergachtig.
47 - 49. Onderweg komen we langs Mývatn, een broeinest aan muggen met naar eieren stinkende lucht en rookpluimen die uit de grond en het water komen. Onderweg hebben we een paar keer tien minuten pauze in Skjöldólfsstaðir (klinkt als een stad, is in werkelijkheid een gehucht) en in Mývatn, waar we iets langer de mogelijkheid hebben om bij de Nesti naar het toilet te gaan en om eventueel natuurlijk wat te eten en drinken te kopen.
50. We passeren ook nog Goðafoss, nóg een waterval. Bij het plannen zag ik dat dit één van de weinige plekken is waar je zowaar per bus heen kunt vanuit het oosten en uit kan stappen om vervolgens een paar uur later nog een andere streekbus te nemen (lijn 79 vanuit Húsavík) om alsnog in Akureyri uit te komen. Als je dat in Mývatn doet, mag je gelijk gaan kamperen, omdat je pas 24 uur later verder kan met de bus, mocht die überhaupt dan rijden. Ik besloot om te blijven zitten. “Ik heb al zat watervallen gezien en ze zien er allemaal min of meer hetzelfde uit”.
51. Als we Akureyri naderen, rijden we een lange tunnel in. Deze tunnel (de Vaðlaheiðargöng) is geopend in 2018, omdat men het klaarblijkelijk niet meer wilde om 12,8 kilometer (via een bergpas) of 16 kilometer (overlangs) om te rijden. Tijdens het boren kwamen de bouwvakkers een verrassing tegen: een warmwaterbron ontpopte zich die de bouwlocatie vol deed lopen en daardoor ontstond spontaan een waterval die tot de dag van vandaag nog steeds te zien is. Dat er nu opeens een warme waterval ontstaan was bleek economisch interessant, want nu kun je, omdat je daar warm kunt baden, er op bezoek gaan naar een spa/kuuroord.
52. Na aankomst aan het eindpunt van deze lijn in Akureyri, aan de bushalte Hof (bij het gelijknamige culturele centrum), staat er een aansluitende bus klaar van lijn 57 met bestemming Reykjavík. We zijn met lijn 56 met ongeveer tien minuten vertraging aangekomen ("we hebben geen haast, of wel soms?"), maar de aansluiting is met ongeveer een half uur ruim te noemen en zo kun je over de weg binnen één dag in de hoofdstad raken. Dan ben je wel langer dan 10 uur onderweg, maar vooruit… Bus 57 is zowaar een heuse ‘normale’ streekbus!
53. In Akureyri heb je stadsbussen en die bussen zijn zowaar gratis.
54. Gratis bus = ritten maken.
55. Doordeweeks heb je een aantal lijnen die relatief frequent rijden, maar daar blijft op zaterdag nog maar één lijn van over die slechts in de middag eens per uur een enorme omweg van een eenrichtingsroute te volgen. Op zondag en op feestdagen rijdt er uiteraard niets.
56. IJsland heeft weinig culinaire hoogstandjes, maar Akureyri heeft sowieso iets bevredigens. Een IJslandse in Egilsstaðir wist me dit te tippen: een hotdog met gesmolten kaas, hamburgersaus, friet en dito kruiden. Dat noemen ze dan frönsku pylsuna (letterlijk ‘Franse’ worst, al is er niets Frans aan die worst; in het IJslands wordt friet ‘franskar’ genoemd).
57. Welja. Als toetje maar een ijsje halen. Vanille-ijs met dropsaus, chocoladebolletjes en frambozen. We zijn in IJsland, nietwaar?
58 - 60. Impressies van Akureyri. Op zich wel een aardig stadje, maar al met al is het IJsland dat niet Reykjavík is en je moet je bedenken dat Akureyri een wereldje op zichzelf dat het moeilijk vindt om zich open te stellen voor nieuwe dingen. De mensen zijn van oudsher zo in zichzelf gekeerd, dat er een verhaal rondgaat dat een oud mannetje voor het eerst (per ongeluk!) die nieuwe tunnel in reed en tijdens die lange tocht in het duisternis dacht dat dit de dood moest voorstellen en hij linea recta naar de hemel toe ging toen het einde van de tunnel in zicht kwam. Je hebt hier intussen wel wat toeristische zaken aan één straat met een paar kroegen, maar het voelt nog erg alsof het nog niet aangetast is door overtoerisme en dat is ergens best prima. Het stadje is nog niet eens tweehonderd jaar oud, wat niet anders is in de rest van heel IJsland eigenlijk. Het is een relatief jong land. Hoe dan ook: hebt de stad in een dag wel gezien.
61. Leuk detail: op de stoplichten zie je bij rood een hartje. Da's alleen hier in Akureyri zo.
62. Normaliter rijden er twee bussen per dag van Akureyri naar Reykjavík: om 10:15 en om 16:20, maar guess what: op zaterdag valt de eerste rit standaard uit. Uitchecken in het (overigens onbemande en volautomatisch functionerende) hostel was al gebeurd en omdat er verder weinig bijzonders te zien is in de nabije omgeving dat je te voet kunt bereiken, ga ik me weer stierlijk vervelen, ware het niet dat ik een paar uur gespendeerd heb in het gemeentezwembad. Baantjes trekken, naar het stoombad toe… Dat soort dingen. De mensen hier gaan gewoon zwemmen terwijl het buiten regent en koud is, dus moest ik dat ook maar ondergaan, zeker? Ik heb nog nooit mensen zó geobsedeerd en geconcentreerd in een 'sauna' gezien, waar ze heftig aan het ademhalen waren en aan het uitrekken waren. Alsof het een vorm van meditatie was. De spa in Akureyri is tantoe duur met een instapprijs van meer dan 50 euro (excl. handdoek en overige dingen), terwijl het gemeentezwembad hier minder dan 10 euro kostte met ongeveer dezelfde basisvoorzieningen. De handdoek kon ik nog van mijn verblijf lenen, al moest ik wel binnen sneaken via een achterdeur om dat ding weer terug in te leveren. Stomme keypad-sloten.
63 - 65. Iets anders wat interessant leek om te bezoeken hier: aan de rand van de stad heb je een kleine botanische tuin, waar je net even wat meer rust vindt dan in de binnenstad zelf. Op foto 64 hebben we een korenbloem, die groeide tussen onder meer schoenlappersplanten, bitterkruid, viooltjes en wat andere inheemse flora (engelwortel, de stengelloze silene, dotterbloemen).
66, 67. De stad is klein, alles in de bebouwde kom is per voet (of per fiets) te doen. Bij goed weer is een wandeling van de botanische tuin naar het centrum geen straf, zo langs het water van het fjord Eyjafjörður, dat overigens het langste fjord van het land is.
68. Het is vier uur geweest: tijd om op de bus te stappen. Het is dezelfde bus die ik gisteren ook al gezien heb. Als ik wil betalen weigert contactloos betalen op mijn telefoon dienst. Ik begrijp er niets van. Ik heb geen contant geld en ik moet terugvallen naar een fysieke bankpas die uiteraard contactloos óók niet werkt (hallo ING, fix dat betalen in het OV eens, verdomme nog aan toe, zowel met debit card als credit card, niks werkt!), maar ik kan alsnog het bedrag van 13.200 ISK betalen (een slordige 92 euro voor een rit van zo’n zes uur) door de pas in de aanwezige losse terminal te steken. Gelukkig kan dat en gelukkig werkt die onzin wel nog. Het blijkt in mijn hotel dat mijn telefoon zijn feature om contactloos te betalen een hekel heeft aan vliegtuigmodus of zo. Na een keer rebooten en de pas uit de Wallet verwijderen om die opnieuw toe te voegen zou ik weer kunnen betalen als normaal, maar goh, stel je dat je niks anders hebt en je geen tijd hebt!
Wat die opmerking van daarnet betreft, dat dit dezelfde bus is als gisteren: dat klinkt betekend! Ik heb in Seyðisfjörður dus óók 'dezelfde' bus gezien, met 'dezelfde' chauffeur. Ik heb echt een indruk van de streekbussen in IJsland dat ze het allemaal, op iedere lijn, moeten doen met slechts één bus en één chauffeur per lijn. Alsof de pachter akkoord is gegaan met een bizar minimum aanbod. Zodra er een bus kapot is, is de kans groot dat de rit geannuleerd wordt, zeker? Zodra de chauffeur ziek is, wordt de rit sowieso geannuleerd, zeker? Zodra de chauffeur sterft, wordt de hele lijn geschrapt, zeker? Geen idee of dat echt zo is (ik hoop van niet) maar het is wel echt enorm karig. Ik zou niet eens willen weten wat er gebeurt als een rit echt uitvalt. Dan denk ik zomaar dat er niet naar je omgekeken wordt als je strandt.
Een andere aanvulling: bijna iedere chauffeur hier is Pools. Net als de bediening in barren, in restaurants. Het zijn bijna allemaal Polen. Slechts een enkeling is een IJslander, maar je moet je wel bedenken dat IJsland (ik noemde het al eens) een schengenland is en de grootste minderheid hier is Pools. Het verschil is ook niet min: er zijn aanzienlijk meer Polen dan alle andere mensen uit Scandinavische landen bij elkaar en dat merk je ook op andere manieren: de vuilcontainers zijn in het Pools beplakt, de betaalterminals zijn in het Pools beschikbaar… Het lijkt wel alsof de IJslanders hun land hebben uitbesteed, zodat ze zelf het werk niet meer hoeven te doen en zo mooi kunnen cashen door hen - voor hun eigen begrippen - lage lonen aan te bieden die voor Polen uiteraard erg hoog zijn. Goh, laten we eerlijk zijn, alsof dat zo raar is. Dat is bij ons niet anders. Luxemburg is een mooi extreem voorbeeld hiervan dicht bij huis, maar dan met Fransen en Portugezen. Globalisering pur sang. Met die gedachte in het achterhoofd heb ik moeite zo een 'puur' IJsland te vinden en vind ik het in dat opzicht eigenlijk een beetje een oninteressant land. Het landschap is mooi en alles, maar het land zelf voelt tamelijk zielloos of zo. Het OV-aanbod is teleurstellend, het is te duur om aantrekkelijk te zijn, net als het eten. Het maakt me mild mistroostig. Het land heeft overige interessante aspecten, op het vlak van zijn vulkanische geschiedenis, de mogelijkheid zelfvoorzienend te zijn op energiegebied, maar goh… of ik hier nog eens (snel) terug wil komen? Ik denk het niet eigenlijk.
69. Het uitzicht onderweg tijdens deze meer dan zes uur durende rit verveelt in elk geval ook nu niet.
70, 71. We pauzeren ook nu weer een paar keer zo’n tien minuten in Varmahlið en Blönduós, maar een enkele keer hebben we drie kwartier pauze in Staðarskáli. De pauzes zijn nu veelal voor de chauffeur om te tanken, maar ze zijn er ook om de benen even te strekken, om een hapje te eten, te drinken, te plassen, etc.
72 - 74. Impressies van het gebied rondom het tankstation van Staðarskáli, waar we dus drie kwartier wortel staan te schieten. Het is winderig, er is heel weinig verkeer. Er is hier niets, op enkele aparte dingetjes na. Dat bord op foto 74 is wel grappig: daarmee worden wegen ‘afgesloten’ bij slecht weer of bij schade, maar echt afgesloten zijn ze niet. Een weg kan wel afgesloten zijn, maar het is niet uitdrukkelijk verboden om alsnog de weg op te gaan. Wel, als je kiest om de weg op te gaan en als je dan iets overkomt waar je hulp van buitenaf bij nodig hebt, dan gaat dat héél veel geld kosten. Een soort verantwoordelijkheidszin. Je kan bijdehand zijn, maar als je de lul bent, ben je ook goed stevig de lul. Overigens: in heel IJsland is het mobiele bereik nagenoeg perfect te noemen, ook in de leegte van de 'snelweg'.
75. Je zal maar fietser zijn en pech krijgen.
76. We klimmen naderhand nog een keer en we naderen de sneeuw…
77. De laatste tussenstop is in Borgarnes en gevoelsmatig verandert de streekbus stilaan in een soort van veredelde stadsbus met opeens véél meer tussenhaltes, omdat we nu opeens in de periferie van Reykjavík aangekomen zijn. Hier rijdt daarom ietsje meer, doorgaans. Wat is zaterdag toch een ontzettende kutdag om onderweg te zijn! En laat het vandaag een zaterdag zijn zeg. Gedurende de rit is de bus schaars gevuld, maar vanaf Akranes raakt de bus bijna vol, zelfs op dit late tijdstip.
78. Je zou het niet zeggen, maar het is half tien in de avond. Ik heb het eigenlijk nog niet benoemd, maar ik heb hier al ‘last’ gehad van de middernachtzon.
79. Eindpunt van buslijn 57: Reykjavík Mjódd, een busstation (knooppunt) in de stad, al zijn er meerdere van te vinden. Deze ligt wel echt ver buiten het centrum en je moet met en stadsbus nog eens langer dan een kwartier onderweg zijn.
80. Ik zou bijna denken dat ik in Friesland ben.
Welja: met de stadsbus naar het centrum. Het kaartje in de streekbus is hier in de stadsbus niet geldig, dus ik heb een nieuw ticket nodig. Het probleem met het contactloos betalen bestaat intussen nog steeds, ik kan niet contactloos betalen, ik kan ook al niet met mijn fysieke bankpas betalen omdat er geen terminal is waar je je pas in kan steken (wederom ING, fix je contactloos betalen in het OV in het buitenland) en de dag erna zouden de bussen geen contant geld meer accepteren als betaalmiddel. Met een omweg krijg ik toch een ticket, namelijk via de Klappið-app, waarin je e-tickets kunt kopen. Ik kan daar mijn weigerende bankpas aan koppelen en wonder bij wonder vindt ‘ie aankopen daarin wel allemaal prachtig. Veel frustratie onderweg en niks meegekregen.
81. Tegen de tijd dat ik een geldig ticket had (dat overigens niet wilde scannen in de bus, wat een bullshit weer), was ik al aangekomen op mijn eindbestemming, tegen 23:00 in de avond…
82. IJsland heeft geen leger als NAVO-lid, maar wel een kustwacht. Dit is het vlaggenschip.
83. IJsland heeft geen spoorwegnet of rijdende treinen op welke manier dan ook, maar dat er geen treinen zijn klopt niet helemaal: hier hebben we zowaar een trein, op een stukje spoor…
84. The End Game: de ijsbeer versus de papegaaiduiker.
85. Op de zondag heb ik, alsof ik nog niet genoeg heb gereisd per bus, een bustour gepland staan die me naar een paar toeristische attracties zal brengen zoals de geiser. Er is anders geen manier om daar te komen, plat gesteld. We zullen (helaas) niet met zo’n bruut truck-bus geval rijden vandaag, maar het is wel grappig om ze ook hier aan te treffen aan het andere busstation van de stad, het BSÍ. In mei heb ik een ticket bij Reykjavík Excursions met een zekere korting kunnen kopen, waardoor een hele dag toeren (van 09:00 tot 17:00) uiteindelijk zo’n 68,50 euro gekost heeft.
86. Met een excursieticket kun je schijnbaar gebruik maken van deze shuttlebusjes, die vaker lijken te rijden dan de stadsbussen zelf.
87. De excursiebus zelf: een VDL-coach. Deze rakkers schijnen wat problemen te hebben.
88. Kijk, daar hebben we weer de rookpluimen die uit de grond komen.
89 - 91. Eerste tussenstop: het kassencomplex Friðheimar, waar de IJslanders geleerd hebben voedsel te verbouwen, zodat ze niet per se alles hoeven te importeren. Hier is de specialiteit tomaten kweken, met hulp van Nederland: wij leveren hommels aan deze kassen, die op ongedierte jagen, maar ook ecologische voedingsstoffen. Without the Dutch, there wouldn’t grow as much... Welja, wij zijn ook experts op dat vlak, kijk maar eens naar bijvoorbeeld het Westland. We hebben een moment om bijvoorbeeld soep te eten op basis van de tomaten die hier gekweekt worden. Je moet je bedenken: hier op IJsland groeit los van de kassen nagenoeg niets met dat kale vulkanische landschap en dat barre weer/klimaat. Om toch een poging te doen de grond wat vatbaarder te maken voor planten en om erosie tegen te gaan, hebben ze dus overal lupines en zandhaver geplant en die dingen groeien schijnbaar overal wel, als onkruid zelfs, dat intussen een bedreiging is geworden voor de weinige inheemse begroeiing. Het laat in elk geval zien dat je wel degelijk iets kan laten groeien hier, maar ja…
92, 93. De langste stop onderweg is natuurlijk Geysir. Iedere vijf minuten spuit Strokkur en zo heb je mensen die altijd nèt te laat zijn met beelden maken en anderen die zonder te klagen gewoon een kwartier lang kunnen blijven staan filmen. Het is er niet megadruk, maar ook niet bijster rustig of zo. Het stinkt er evengoed naar de rotte eieren, de zwavel.
94. Een eindje verderop bezoeken we de Gullfoss en kijk eens wat daar geparkeerd staat. Wat een monster!
95, 96. Allemachtig prachtig. Voor iedereen die al eens in IJsland geweest is, zal dit waarschijnlijk een feest van herkenning zijn.
97, 98. Laatste tussenstop: het nationale park van Þingvellir. Ik krijg herinneringen aan Adršpach en Oybin.
99. We keren na een dag toeren weer terug in de stad. Het is nèt lang genoeg geweest. Een tocht als deze is vooral bedoeld voor luie ongeïnteresseerde Amerikanen en Indiërs die misschien (ook) een dag hebben en toevallig nog even wat mee willen pakken in de omgeving. Sommigen hebben onderweg eigenlijk alleen maar geslapen. Ik heb de indruk gehad dat ik de enige Europeaan aan boord was van deze bus. Ik zat voorin en kon zo her en der nog wat babbelen met de tourgids over IJslandgerelateerde dingen waardoor het uiteindelijk minder stijf en 'goh, nog een keer hetzelfde rondje doen, dezelfde verhaaltjes doen en weer naar huis' werd en ik weet zeker dat aan het begin van de rit die mensen precies dat gedacht moeten hebben. Wat is het verkeer naar de stad toe matig zeg. Ik krijg herinneringen aan het verkeer in Istanbul. De stad is enorm uitgedijd, met 95% ‘hier heb je als toerist niks te zoeken’ en met al die rotondes is het een zootje met de doorstroom, lijkt het wel.
100 - 103. Meer stadsbussen in Reykjavík.
104 - 106. Verdere impressies van de stad. Ik ben niet in Grandi geweest, de oude (haven)kern van de stad. Ik wilde dat wel doen, maar ik heb daar de mogelijkheid niet voor gekregen door een annulering in het vervolg van mijn reis die me vereiste praktisch een dag eerder te vertrekken.
107. Geen McDrek in IJsland, wel de Drekinn…
Tot zover dit verslag waarin ik per bus vanuit het oosten van IJsland, in Seyðisfjörður, in Reykjavík ben geraakt. Ik ben tijdens deze route gek genoeg tijdens deze tocht (inclusief de excursierit) door alle regio’s van IJsland gereden. Hier houdt mijn reis in IJsland op. Ergens voelen vijf dagen erg kort, mede met het idee dat ik zo weinig echt van Reykjavík meegekregen heb, maar tegelijk heb ik niet per se het gevoel dat ik iets gemist heb. Misschien dat ik nog geen schapenhoofd of verrotte ammoniak-haai heb gezien op mijn bord of zo, maar tegelijk zal ik daardoor geen nacht nóg slechter slapen dan ik nu al slecht slaap door die middernachtzon. Tegelijk is een ‘week’ IJsland ook wel echt genoeg, zo zonder auto. Hoe dan ook: ik heb vijf dagen gereisd naar IJsland toe, vijf dagen gereisd in IJsland zelf, maar dan komt de vraag op: wat ga ik nu doen? Ik kan meteen terugvliegen en I call it a holiday, maar ergens wilde ik dat niet.
De titel van deze reeks verslagen suggereert dat ik boven de poolcirkel kom gedurende deze reis, maar ik ben tot nog toe helemaal niet boven de poolcirkel geweest. IJsland ligt verrassend genoeg vlak onder de poolcirkel, al is er een afgelegen eiland ten noorden van Akureyri met de naam Grímsey, waar het noordelijke puntje toevallig boven de poolcirkel ligt, maar daar ben ik al ruimschoots voorbij gereden en terug daar naartoe zal ik niet meer gaan. Wat nu? Dan maar naar het noorden van Noorwegen gaan of zo? Zo veel Interrail-reisdagen heb ik nu ook weer niet en ergens vond ik dat voor deze tocht niet bijster interessant of speciaal om te doen.
Wat ik uiteindelijk wel heb gedaan komt een beetje door de boottocht, die me geïnspireerd heeft: ik ben vanuit Denemarken via de Færöer in IJsland gekomen. De Færöer is een autonoom onderdeel van het Koninkrijk Denemarken en IJsland was tot 1944 ook onderdeel van Denemarken geweest, maar dan heb ik nog niet alles van het koninkrijk gezien, als ik gemakshalve even Bornholm buiten beschouwing laat. Er is nog een autonoom gebiedsdeel dat zich onderdeel noemt van het Koninkrijk Denemarken en dat ligt ten westen van IJsland, op een paar uur vliegen van Reykjavík vandaan en je kan het op eender welke wereldkaart niet missen door zijn omvang: Groenland. Als je dan toch in de buurt bent... dan ga je stiekem toch kijken of en hoe je daar komen kunt.