Het is eind september en hoognodig tijd om er even twee weken uit te gaan. De prijzen rijzen de pan uit overal en dus kies ik ervoor om een huisje te huren in Noord-Frankrijk en vandaaruit dagtripjes te maken. Maar Noord-Frankrijk is me net iets te ver om in één dag naartoe te rijden en dus plan ik een tussenstop van twee nachten in, ongeveer halverwege. Deze keer heb ik ter plekke geen dagboek bijgehouden, dus is het wat minder leeswerk dan normaal.
Zaterdag 28 september
Na een rit van ruim 4 uur kom ik aan in de staat Luxemburg. Omdat ik met de auto ben, heb ik een hotel uitgekozen dat gunstig bereikbaar is over de weg, een parkeerplaats heeft én met het OV bereikbaar is. Zoals iedereen inmiddels zal weten is het openbaar vervoer in Luxemburg gratis en dan is het natuurlijk zonde om met de auto de stad in te gaan. Bij de naast het hotel gelegen brasserie eet ik en verbaas ik me vooral over hoe de tent wordt gerund; er zijn hooguit twaalf tafels, maar slechts twee serveerders die de hele tent met bravoure draaien. Zodra ik wil betalen, waar ze eigenlijk geen tijd voor hebben, brengt de chef net twee borden naar buiten. Ik vraag aan de serveerder die mijn rekening geeft of het altijd zo druk is en ze met zo weinig mensen zijn.
‘Elke dag weer!’ zegt hij met een grote glimlach. ‘Maar meer mensen hebben we niet nodig; drie personen is te veel en dan loopt het veel stroever.’
Hij wijst naar de chef die terugkomt naar de keuken. Van hem mag ik wel even om het hoekje kijken. Geen idee hebbend dat ik daarmee midden in de enorm kleine keuken sta; er staan maar twee personen in de keuken en er is haast geen plek voor ze om naast elkaar te werken.
Van de serveerder krijg ik na het betalen een warme hand; hij moet door, want er staat een groep van zes personen te wachten op een tafeltje.
Naast het hotel en de brasserie ligt een bushalte. Vijf minuten nadat ik er ben gaan staan, duikt er een bus op die me naar het station anderhalve kilometer verderop brengt. Even kijken waar ik morgen aan ga beginnen, want het is inmiddels donker en het was een best eind rijden, dus vandaag ga ik niet meer zo veel.

Station Bascharage-Sanem is een van de vele weinig inspirerende stations van Luxemburg. Hier stopt elk half uur een trein op zondag en doordeweeks in de spits zelfs vier keer per uur. De bus brengt me na mijn bezoekje weer terug naar het hotel.

Zondag 29 september
Na het ontbijt in het drukbezochte ontbijt, veel Nederlanders hier, neem ik de bus naar het station, vanwaar ik de trein neem naar Luxemburg-Stad. Ik ben ooit al wel eens in Luxemburg geweest, maar dat was enkel om te tanken toen ik nog op de achterbank zat. De zo goed als lege trein brengt me in twintig minuten naar het hoofdstation van Luxemburg.



Aan de hand van een Geocache wandel ik door de stad, die grote hoogteverschillen overbrugt. Een lift brengt me vanaf het hooggelegen centrum naar Grund, een wijk in het oosten van de stad. Van hieruit wandel ik door de stad en de omliggende bossen. Aangezien ik hier maar één dag heb kies ik ervoor alles van buiten te bekijken, nergens binnen te wandelen. Dat kan altijd nog een keer.












Na drieënhalf uur lopen heb ik een afstand van 10 kilometer afgelegd en kan ik de cache loggen. Daarna neem ik de lift terug naar het hoger gelegen centrum van de stad en wandel ik nog even door de inmiddels best druk geworden winkelstraten. Om uiteindelijk terug te wandelen naar het station. Ik pak nog een gratis tram mee die net op dat moment aan komt rijden, waarna de trein me terugbrengt naar Bascharage-Sanem. Bij de lokale Indiër eet ik en daarna zit de dag er op.




Maandag 30 september
Na het ontbijt, waar ik opvallend genoeg vandaag de enige ben, start ik de auto. Via het lokale tankstation rijd ik naar de snelweg en zet ik koers voor Noord-Frankrijk. Tot aan Metz volg ik de snelweg en dan rijd ik via een autoweg waar de snelheid wisselt tussen 80 en 100 kilometer per uur meer en meer het binnenland in. Een stopje bij de Aldi onderweg om alvast wat eten te halen voor later en na drie uurtjes kom ik aan op het vakantiepark waar ik een huisje heb geboekt voor een week. Hier neem ik mijn intrek en vermaak ik me de rest van de dag op mijn gemak.
Ik bevind me hier in de driehoek van Metz, Nancy en Straatsburg.

Dinsdag 1 oktober
Tijd om de omgeving te gaan ontdekken! Vandaag per auto. Om te beginnen rijd ik naar het lieflijke stadje St. Quirin, een typisch Frans stadje dat het moet hebben van zijn uiterlijk. Veel valt er niet te beleven, maar het heeft iets charmants.



Vervolgens rijd ik door naar de grootste stad in de directe nabijheid; Sarrebourg (op de kaart van Google aangegeven met slechts "Arr."). Ook hier is het niet enorm, maar in de omgeving is dit wel de enige stad met een beetje omvang. Slechts 12.000 inwoners, maar wel een station, een enorme hypermaché en de nodige andere voorzieningen. Het station heeft een P+R-functie; er zijn liefst 3 parkeerterreinen beschikbaar, waarvan één een betaalde parkeergarage. Het is geen verrassing dat daar niemand staat.

Ik wandel eerst eens naar het station, want daar ga ik deze week een aantal keer gebruik van maken. Er zijn drie richtingen waar je hiervandaan naartoe kunt; richting Straatsburg en Nancy met een min of meer klokvaste dienstregeling. En naar Metz met een niet te volgen dienstregeling. Daarover later meer.




Het station heeft drukkere tijden gekend; er zijn liefst 5 perronsporen, maar met twee doorgaande diensten en één kerende dienst is dat volledig overbodig. Er is ook een soort van busstation, waar ik zes abri’s telde, maar waar nooit meer dan twee bussen tegelijk zijn. Per dag.



Ik wandel het stadje in en ontdek dat het voor zo’n betrekkelijk kleine plaats een heel aardig centrum heeft. De eerste kerstverlichting wordt vandaag alweer opgehangen.



Woensdag 2 oktober
Vandaag rijd ik met de auto naar Sarrebourg en neem ik de trein naar Metz. Dit is die ene trein hier die er een nogal vage dienstregeling op na houdt; de vertrektijden van de rechtstreekse trein zijn 06.36, 07.36, 09.07, 11.36 en dan pas om 16.06 en 16.36 uur weer, om 17.43, 18.36 en de laatste om 20.08 uur. Geen touw aan vast te knopen, dus.
Ik neem de trein van 11.36 uur en zorg dat ik er op tijd ben, want als je deze mist… Dan kom je er met een overstap natuurlijk ook nog wel, maar dan ben je langer onderweg. Er komt een diesel voorgereden die me naar Metz gaat brengen. Bij vertrek ben ik een van een handjevol reizigers, onderweg stappen er hier en daar wat mensen in. De reistijd bedraagt een uur voor een stuk waar ik met de auto tegen de anderhalf uur over zou rijden. Onderweg kijk ik eens op mijn GPS en zie ik dat er hele stukken 150 gereden wordt. Dat wil wel.



CDG staat hoogstpersoonlijk op het plein.

Metz is een grote stad, met 120.000 inwoners een bestemming op zich. Ik ga zonder voorbereiding de stad in en maak de fout om te veel links te houden. Ik kom uit op de Place de la Republique, een werkelijk inspiratieloos plein met een opvallende rij voor de ‘Met’, een OV-winkel waar kennelijk abonnementen gekocht kunnen worden. Het is natuurlijk lunchtijd, maar hoe populair moeten die abonnementen wel niet zijn?

Het achterliggende Jardin de l’Esplanade verregent vandaag. Dan de GPS maar eens vragen naar iets interessants. Dat vind ik op een stukje lopen; een voormalige sluiswachterswoning Maison de l'éclusier, dat dateert uit de 19e eeuw. Net aan de rand van de stad en ondanks de regen die valt een aantrekkelijke en rustige plek.



Vervolgens volg ik de Moezel in noordelijke richting. Via de oevers kom ik uit bij de Temple Neuf, een protestantse kerk uit 1904. Ertegenover ligt het gecombineerde Opera en Theatergebouw.






Aan de overkant van het water wandel ik het centrum van Metz in. Nadat ik een trap omhoog heb genomen, tref ik een ouder Frans stel.
‘Monsieur?’ wordt me gevraagd.
Mijn Frans is op z’n zachtst gezegd roestig. Als er niet te snel tegen me gesproken wordt kan ik het allemaal heel aardig volgen en als ik de tijd krijg, kan ik ook heel aardig antwoorden in het Frans. Dus antwoord ik maar dat ik een petit peut Frans spreek en vooral niet al te snel. Waarop me in net langzaam genoeg Frans wordt gevraagd naar de ‘Rue du Palais’. De man heeft op zijn telefoon Google Maps open, maar kan er kennelijk de weg niet mee vinden.
Mijn eigen Google Maps vertelt me gelukkig dat de wegbeschrijving heel simpel is:
‘Il est en droite ici et la premiér au gauche,’ wijs ik ze de weg.
‘We zijn verdwaald in eigen land!’ lacht de vrouw, nadat ze me bedankt heeft. Het stel gaat op weg. En ik kom ook goed weg.
Dan bezoek ik de grote kathedraal van Saint-Etienne de Metz, een enorme kerk. Ernaast ligt de overdekte markt, een vierkant hoefijzerachtig gebouw met flink wat vaste kraampjes waar zowel kaas als vis en vlees te koop zijn. Een paar barretjes ertussen waar op deze woensdagmiddag flink wat bedrijvigheid te vinden is.





Daarna volg ik de winkelstraten naar de oostzijde van de stad, waar de Porte des Allemands, een oude stadspoort, te vinden is. De stadswal is er met wat fantasie nog wel bij te denken.

De stoep langs de drukke ringweg brengt me vervolgens weer bij het station. Er staat nog een andere stad op mijn programma vandaag; Nancy. Tussen Metz en Nancy rijdt er een klokvaste halfuursdienst. Met één uitzondering; om 14.32 uur rijdt er geen trein. Drie keer raden hoe laat ik het station binnen kom wandelen… Ach, het went.

De trein van 15.02 uur blijkt te bestaan uit twee Luxemburgse stellen van de CFL, die helemaal doorrijden naar Nancy en hier om de een of andere reden minimaal een half uur overstaan, want bij mijn rondje langs de perrons stonden de stellen er al ruim voordat ze werden aangekondigd.





In een kleine veertig minuten rijden de Luxemburgse stellen me naar Nancy. Hier komt de regen helaas nogal hard naar beneden. De weg vanaf het station naar het centrum loopt dat gelukkig ook. Al snel kom ik uit op het Place Stanislas, dat op de Unesco Werelderfgoedlijst staat met zijn 18e eeuwse gebouwen.




Ik wandel de straat nog af om de Porte Sainte-Catherine te bekijken en draai me dan om, zodat ik terug richting het station loop. De regen helpt niet mee in Nancy. Ik bekijk de Onze-Lieve-Vrouw kathedraal, de Cathédrale Notre-Dame-de-l'Annonciation, van buiten en van binnen, maar binnen is er net een afscheidsdienst bezig waarbij mensen in de rij staan om afscheid van een geliefde te nemen. Een foto laat ik achterwege.




Er is nog tijd om een rondje te lopen over het station, waarna al snel mijn trein naar Sarrebourg binnen komt rijden. De trein is van het type Régiolis, wat weer een familielid is van onze ICNG in Nederland. De trein van 17.13 uur is een drukke spitstrein, bijna alle stoelen zijn bezet. Tijd om de twee bezochte steden eens te overdenken. Ik vrees dat de regen Nancy geen goed heeft gedaan, waardoor mijn bezoek betrekkelijk kort was en ik ongetwijfeld een aantal bezienswaardigheden heb gemist. Maar Metz vond ik duidelijk de mooiere stad.
Na veertig minuten stap ik in Sarrebourg uit en rijd ik terug naar mijn huisje.
Op het park waar ik verblijf heb ik een arrangement geboekt, waarmee ik in een van de restaurants mag eten. Omdat de voorwaarden daarvan wat vaag zijn en ik steeds terugkom op het park wanneer de receptie onbemand is, besluit ik er gewoon op te gokken. De eerste vraag die ik in het restaurant krijg, is of ik gereserveerd heb. Dat heb ik niet, omdat de app van het park een minimum van twee personen vereist. Bovendien ben ik dus niet zeker of mijn arrangement hier wel geldig is. Mijn ontkennende antwoord komt me op een licht boze blik te staan en handgebaren.
‘Maar we zitten vol, meneer, dan is er geen plek voor u,’ krijg ik te verstaan.
Geduldig leg ik, uiteraard in het Frans, uit dat ik best wil reserveren voor later op de avond, want dan is er wel plek, maar dat de app altijd om twee personen vraagt.
‘Et je suis seul,’ zeg ik er schouderophalend bij.
Ze kijkt me even aan, zegt me te wachten en loopt de keuken in. Een halve minuut later komt ze weer naar buiten.
‘Exceptionellement…’ begint ze.
Dat dacht ik al. Ik krijg een tafeltje toegewezen. Mijn arrangement is geldig, ik moet alleen het verschil bijbetalen.
Er is een reden dat ik voor dit restaurant heb gekozen; het staat hoog aangeschreven, ondanks dat het op een ‘simpel’ vakantiepark ligt, vanwege de chef die een Michelin-ster op zijn naam heeft. De bijbehorende service is er ook naar; zodra de serveerster me naar mijn tafeltje heeft gebracht verschijnt er een brede glimlach op haar gezicht en is ze uiterst vriendelijk. Ik kies een voor- en hoofdgerecht uit en laat me verrassen.
Dat lukt ze goed; er ligt steeds net genoeg op mijn bord, dus de versgebakken broodjes die ze af en toe langsbrengen zijn erg welkom, maar het eten is ontzettend lekker.
‘Jullie hebben geen gerechten die niet lekker zijn?’ vraag ik nadat ik het nagerecht op heb. Ik heb me over laten halen die toch ook maar te bestellen.
De vraag komt me op een nog bredere glimlach te staan en een persoonlijk bedankje dat ik de serveerster niet bij andere tafeltjes langs heb zien brengen. Ze voelt zich vereerd en zal de complimenten aan de chef overmaken.
Net als dat ik wat mag overmaken; het arrangement voorzag in 30 euro, maar ik moet uiteindelijk wel 40 euro bijbetalen. Normaal zou me dat flink pijn doen in de portefeuille (overigens ook een Frans woord…), maar ik klaag bij deze tent zeker niet!
Donderdag 3 oktober
Een dag later sta ik rond dezelfde tijd weer geparkeerd op het P&R-terrein van Sarrebourg. Vandaag vertrek ik een paar minuten later dan de dag ervoor, om 11.43 uur per trein naar Straatsburg. Ik heb nu een dieseltrein gehad, vrij moderne dubbeldekstreinen en een modern neefje van onze ICNG. En allemaal vallen ze onder de naam ‘TER’. Het is dus elke keer een verrassing waar je nu weer in terecht komt. Vandaag is het een loc met rijtuigen. Deze trein komt oorspronkelijk helemaal vanuit Parijs, dus de ‘regionale’ functie van de TER valt heel breed te zien. Door een verstoring is deze trein anderhalf uur verwijderd van Parijs begonnen, zo vertelt de app van de SNCF me. Of dat invloed heeft op de bezetting lijkt me stug, het is in ieder geval vrij uitgestorven in het rijtuig waar ik in stap.



In drie kwartier word ik naar het hoofdstation van Straatsburg gebracht. Hier rijden treinen die bestaan uit drie kleine, lage rijtuigen waar een in verhouding enorme locomotief achter gehangen wordt. Een apart gezicht.

Net als het station van Straatsburg zelf; aan de perronzijde is het allemaal niet heel interessant, maar het oude stationsgebouw is wel mooi om te zien. Omdat het qua reizigersaantallen uit zijn voegen barstte, werd het oude stationsgebouw wel te klein. Daarop werd besloten het station op originele wijze uit te breiden; men heeft het oude stationsgebouw laten staan, maar er aan de voorzijde een enorme glazen wand tegenaan gezet, waardoor het oude gebouw nu ‘binnen’ staat. Het kan mijn persoonlijke goedkeuring zeker dragen!




Net als Straatsburg zelf, trouwens; hier is veel te zien! Zoals bijvoorbeeld de overdekte brug, die vanaf het uitzichtpunt bovenop mooi uitzicht geeft over de Barrage Vauban, die weer deel uitmaakt van de romantisch ogende wijk La Petite France.





Daarna zwerf ik door de stad en kom ik uit bij de enorme kathedraal (vond ik die in Metz al groot, die is ieniemienie vergeleken met deze kerk) Cathédrale Notre Dame de Strasbourg. Aan het naastgelegen plein Place du Château liggen een aantal musea, waaronder het mooie gebouw van het archeologisch museum dat gehuisvest is in Palais Rohan.



Zo enorm als de kerk is, zo enorm is de rij om binnen te komen. Met een kaartje schijn je de toren te kunnen bezoeken, de rij op het grote plein is om gratis binnen te komen. Een bewaker controleert alle rugzakken van de toeristen die binnen willen komen.

Op de hoek van het plein ligt ook Maison Kamerzell, een 15e-eeuws hotel. Op de voorgrond de rij om de kathedraal binnen te kunnen komen.

Via Place Kléber, het grootste plein van Straatsburg waar door een evenement driekwart van het plein is afgezet, loop ik nog naar het stadhuis, langs de opera en de Jardin de la Place de la République, waar een aantal mooie gebouwen rond gebouwd zijn. Zoals het nationaal theater, de nationale bibliotheek en het gebouw van de regionale Culturele Zaken. .







Dan wandel ik terug naar het station. Een redelijk klokvaste uursdienst zal me terug naar Sarrebourg brengen. Een redelijk bezette Regiolis brengt me terug naar Sarrebourg. Er vindt een klanttevredenheidsonderzoek plaats, waar ik graag aan meewerk. Een mooi tijdverdrijf voor de rit, maar ook een mooie gelegenheid om mijn kennis van het Frans weer bij te spijkeren. Onderweg vindt er ook controle plaats; de dienstdoende controleur bekijkt mijn vrij reizen-biljet een seconde of twee en bedankt me dan. Of hij weet waar hij naar heeft gekeken vraag ik hem maar niet.


Betrekkelijk op tijd ben ik weer terug op het park, zodat er nog wat tijd over is om vanavond te kunnen zwemmen. Het zwembad gaat redelijk vroeg dicht, dus daar heb ik de planning een beetje op aangepast.
Vrijdag 4 oktober
Vanuit de trein is me gisteren onderweg naar Straatsburg iets opgevallen. Dat is het voordeel van de trein; je kunt rustig rondkijken en zien wat er aan je voorbij trekt. En het voordeel van een auto bij je hebben is dat je de stukken waar je per trein niet of moeilijk kunt komen alsnog kunt bezoeken.
Vandaag rijd ik naar Lutzelbourg. Boven het station ligt een berg, waar de trein met een tunnel doorheen rijdt, waar een ruïne op ligt. Die ruïne heb ik gisteren vanuit de trein gezien en trok mijn aandacht. Daar wil ik vandaag wel naartoe!
De regen trekt net weg wanneer ik hier aankom en kan genieten van het uitzicht vanaf boven. Beneden ligt het dorp naast het la Marne-Rijnkanaal, waar plezierbootjes via de sluizen verder varen. De ruïne is van het voormalige Chateau de Lutzelbourg; een kasteel.



Na de ruïne en het uitzicht bekeken te hebben, rijd ik naar beneden om het station even nader te bekijken. Hier gebeurt over de dag bekeken weinig; ongeveer elke anderhalf á twee uur rijdt er een trein naar Nancy en naar Straatsburg. Daar is het station ook naar; een gebouwtje met een wachtruimte en afgesloten toilet.



Vervolgens rijd ik door naar een ander chateau: Chateau du Haut-Barr. Dit is een kasteel dat vooral vanwege zijn bijzondere ligging populair is. Door de enorme rotsen waar het kasteel in de 11e eeuw tegenaan is gebouwd, heeft het een bijzonder fraaie vormgeving. Ook het uitzicht over de omgeving mag er zijn.



Ook rijd ik naar het stadje Saverne, dat vlakbij het Chateau du Haut-Barr ligt. Dit stadje wordt bewoond door 12.000 inwoners en heeft een klein, maar heel fijn centrum. Na een rondje te hebben gewandeld kom ik op het station uit, waar net zo’n raar ogend treintje met drie rijtuigen en een enorme loc erachter vertrekt.





Na mijn bezoek aan Saverne zit de dag er alweer op.
Zaterdag 5 oktober
Vandaag wordt het eindelijk mooi weer! De zon schijnt en de temperaturen lopen op tot de 20 graden. Een ideale dag om de fiets, die ik al die kilometers meegenomen heb achterop de auto, eens echt aan het werk te zetten. Mijn huiswerk heeft me namelijk opgeleverd dat er hier een aantal voormalige spoorlijnen zijn waar je overheen kunt fietsen. En aangezien dat sinds ik mijn E-bike heb een soort hobby geworden is, kies ik vandaag uit om vanuit Sarrebourg naar Abreschviller te fietsen over de voormalige spoorlijn.

Het voordeel van spoorlijnen in heuvelachtig gebied is dat ze gelijkmatig zijn aangelegd. In tegenstelling tot de doorgaande wegen die hier werkelijk elke heuvel opklimmen om vervolgens weer te dalen tot de volgende heuvel begint. En dat vind ik, zelfs met motortje, niet grappig. Dus ik rijd met de auto naar Sarrebourg, parkeer voor de laatste keer mijn auto op het P&R-terrein, haal mijn fiets van de auto en begin mijn fietstocht vanaf het station van Sarrebourg.

Vanaf het station fiets ik eerst een deel door het centrum van Sarrebourg, om dan uit te komen bij een park naast de spoorlijn. Aan het einde van het park volgt de fietsroute de voormalige spoorlijn helemaal tot aan het einde in Abreschviller. Daarbij volgt het spoor ruwweg de rivier de Saar, waar de naam Sarrebourg vandaan komt, evenals het Duitse Saarbrucken. Halverwege de fietsroute splitst de rivier, net als het spoor, in twee rivieren; de rode en de witte Saar. Of, als je het correct uit wilt leggen; in Hermelange komen de twee bronrivieren bij elkaar en vormen samen rivier de Saar, die helemaal uitloopt tot in de Moezel bij Kontz en Trier in Duitsland.


Maar voor ik zover ben, fiets ik eerst langs het stationsgebouw van het dorpje Imling. Het gebouw staat er nog, de spoorlijn ligt er nog, maar er stopt hier echt geen trein. Alleen een verroeste en volledig overwoekerde trapleuning (want of de trap er nog is?) vanaf het viaduct naar het perronniveau is hier nog te herkennen. Het voormalig stationsgebouw wordt fris geschilderd.



Het dorpje Imling.

Even verderop is ‘de vork’ van de twee spoorlijnen; hier vlakbij splitst ook de Saar (of komt samen, net hoe je het wilt zien). Ik neem de splitsing naar rechts, richting Abreschviller. Direct na de splitsing ligt de bijzondere bootbrug La Forge. Daar varen de boten over die gebruikmaken van het kanaal.



Ik kom langs het voormalige stationsgebouw van Hermelange (207 inwoners), dat een eindje buiten het dorp ligt. Spoorlijnen worden en werden altijd zo recht mogelijk aangelegd, stations werden geplaatst op kruispunten waar de spoorweg en de weg samenkwamen. Het gebouw dateert uit 1890.

Een wat imposanter gebouw is dat van Lorquin (1135 inwoners). Dit dorpje kreeg een station vanwege de aanwezigheid van een medisch en psychiatrisch centrum.

Een aantal kilometer verderop was er een station voor het dorpje Nitting, dat door de spoorlijn geschampt werd. Tegenwoordig heeft het dorp 493 inwoners, nooit genoeg om een station te rechtvaardigen. Maar het statige stationsgebouw is er niets minder om.

De volgende stop was bij de halte Barville-Bas, wat niets meer is dan een gehucht, maar desondanks toch een stationsgebouwtje heeft gekregen. Hier werd gestopt om de gehuchten Voyer, Haute-Gueisse, Cubolot en Métairies-Saint-Quirin ook op het spoor aan te sluiten.

Het spoor voert verder, langs een van de vele houtzagerijen die hier vroeger waren. De rivier werd volop gebruikt als transportweg voor al het hout.

Houtzagerij.

Bij het gehucht Vasperviller woont een spoorliefhebber in de voormalige stationswoning. Dit station werd gebouwd om de omliggende dorpjes Barville-Haut, Vasperviller en Saint-Quirin aan te sluiten op het spoor.


Daarna is het nog maar drie kilometer naar het eindpunt van de voormalige spoorlijn: Abreschviller. Wellicht dat die plaatsnaam een belletje doet rinkelen; de laatste paar kilometer van de voormalige spoorlijn zijn namelijk nog in gebruik door een smalspoormuseum. Die rijdt nog met diesel en stoomtreinen naar Grand Soldat, waar vroeger een houtzagerij was. Dat is nu het eindpunt van de toeristentrein.


Aangezien de voormalige spoorlijn hier doodloopt, moet ik weer terugfietsen naar Sarrebourg. Maar omdat het fietsen vandaag goed bevalt en de lijn echt zo geleidelijk is aangelegd als dat ik dacht, kies ik ervoor niet dezelfde route terug te fietsen. Het is maar 6 kilometer naar het noordelijker gelegen Hartzviller, waar de andere tak van de spoorlijn loopt. De logica achter de spoorlijnen en de rivieren is echter dat die in de vallei liggen. Daartussen…

Na een enorme klim die zelfs met de turbostand van mijn E-bike niet te fietsen valt en ik dus maar een stuk met de fiets aan de hand loop, kan ik richting het dorpje Voyer fietsen. Deze ene klim kostte me meer energie dan de fietstocht van 18 kilometer naar Abreschviller…


In de achtergrond is Sarrebourg te zien, 15 kilometer verderop.
Bij het voormalig station van Hartzviller (937 inwoners) pak ik de spoorlijn op. Ik besluit niet de laatste drie kilometer naar Troisfontaines nog te fietsen, maar linksaf te slaan en terug richting Sarrebourg te gaan. Ook dit stationsgebouw dateert uit 1890. In 1934 werd in Hartzviller een kristalfabriek geopend. De spoorlijn was een aanvoerroute voor grondstoffen en om de kristallen te exporteren.


Nadat drie reeën vlak voor mijn trei… fiets oversteken, kom ik aan in Hesse (624 inwoners), bij de spoorbrug waar ik eerder deze week een Geocache heb gevonden en me bedacht dat het nog wel eens moeite kon kosten uit te gaan leggen wat ik daar aan het doen was als er vragen gesteld zouden worden… Het stationsgebouw ligt wat verderop.




Snel na Hesse pakt de spoorlijn het kanaal op en zwenkt het af bij de kanaalbrug. Bij de vork komen de twee spoorlijnen weer bij elkaar. Daarna fiets ik rechtstreeks terug naar Sarrebourg. Om 17.00 uur ben ik weer terug op het station van Sarrebourg en heb ik er 39 kilometer fietsen op zitten. Voor de laatste keer rijd ik Sarrebourg uit, op weg naar het huisje.

Zondag 6 oktober
De laatste dag in Frankrijk en eigenlijk heb ik vandaag weinig zin om wat te gaan doen. De grijze bewolking is terug en ik moet me vandaag voorbereiden op mijn vertrek uit het huisje. En toch… toch wil nog even iets doen. Ik besluit met de auto naar Abreschviller te rijden. De toeristentrein rijdt vandaag en hoewel ik niet mee hoef, wil ik er toch wel even gaan kijken.
Ik ben op tijd in het dorpje en ontdek dat ik gisteren het voormalig stationsgebouw van Abreschviller heb gemist. Dat ligt wat verder van het museumterrein dan ik dacht, maar is goed herkenbaar aan de plaatsnaam die hoog op de muur op een bord staat. Verder is er geen enkele verwijzing te vinden.

De museumtrein wordt vandaag voortgetrokken door de stoomlocomotief, iets wat volgens de reviews op internet altijd maar afwachten is. Omdat ik niet met de trein mee ga, maar wel een stukje wil wandelen, volg ik een uitgezette wandeling die deels het spoor volgt. De goed gevulde trein volgt niet lang nadat ik een plekje heb gevonden om veilig een foto te kunnen maken. Terwijl de trein zijn reizigers naar de voormalige houtzagerij rijdt, wandel ik de rest van de wandelroute af. Bij terugkomst kijk ik nog even op het museumterrein naar het depot. Dan begint het te regenen en zit mijn bezoek aan het museum er wel op.








Daarmee zit mijn bezoek aan Noord-Frankrijk er op. Ik sluit af met een midweek in België, waar ik nog wat meer fiets en wandel en eigenlijk geen foto’s meer maak.

Het waren twee interessante weken, waarin ik veel heb gezien en een stukje van Frankrijk heb ontdekt. Het heeft stiekem meer te bieden dan ik dacht… En dat Frans? Ach, dat valt eigenlijk wel mee.